Ik kan hier nog als toelichting bijvoegen, dat de bestuursambte naar, gelijk bekend is, over het algemeen in de binnenlanden woont. Ik ga hier even op in, omdat de bestuursambtenaar ook in andere opzichten daardoor in een ongunstiger positie verkeert dan andere categorieën van ambtenaren. De bestuursambtenaar, die in de binnenlanden woont, is in den regel verstoken van goede genees» kundige hulp Er zijn plaatsen en momenten, waar, al wilde hij zelfs duizenden guldens op tafel leggen, hij zich geen geneeskundige hulp zou kunnen verschaffen. In algemeenen zin is reeds in vele families de rekening van den dokter en den apotheker de zwaarste rekeningte meer voor den bestuursambtenaar, die wanneer hij geneeskundige hulp inroept, extra-kosten zal moeten besteden. Dikwijls kan hij dit niet en krijgt hij geneeskundige hulp, dan is deze niet altijd van de beste. De gevolgen zijn, dat er veel chro nische kwalen voorkómen, bij hem en zijn gezin, dat hij die later inhaalt door dure ziekteverloven, dat hij zich moet onderwerpen aan operaties, en zijn physiek sneller versleten is dan die van andere ambtenaren. In verband hiermede zal ook zijn diensttijd korter moeten zijn. Het heeft mij eigenaardig getroffen, dat bij deze zelfde kwestie de opmerking is gemaakt door de militaire bezoldigingscommissie, op blz. 51 van het verslag, dat de gunstige voorwaarde, van vrije geneeskundige hulp en dito medicijnen, als een vergoeding zou moeten worden toegekend voor de beperking van de personeele vrijheid, welke aan het militaire beroep is verbonden. Ik meen, dat men hierbij twee zaken met elkaar vergelijkt, die niet met elkaar te vergelijken zijn. Meent men. dat men ze toch met elkaar kan vergelijken, welnu, Mijnheer de Voorzitter, dan wil ik er even op wijzen, dat wat de beperking van de personeele vrijheid aangaat, zij bij de bestuursambtenaren niet minder, misschien zeis sterker is'dan bij de officieren. In zijn functie wordt de bestuursambtenaar nagegaan op schred en tred en ik zou bijna zeggen, dat hij levende in zijn glazen huis tot in de intiemste aangelegenheden van zijn bestaan wordt geobserveerd. Nooit is hij vrij, des nachts niet en overdag ook niethij staat als het ware op een presenteerblaadje en wordt door Jan en alleman niet zelden op de meest heftige en scherpste wijze becritiseerd. Dit heeft misschien wel zijn goede zijde, maar ik wilde alleen aantoonen, dat hij inderdaad niet zoo vrij is als de officier. Om nog een voorbeeld te noemenhet Is den bestuursambtenaar niet veroorloofd kostkinderen bij zich in huis te nemen en ook mag zijn echtgenoote geen onderwijs geven. Beide vrijheden zijn den officier wel toegestaan. Mijnheer de Voorzitter, ik releveerde zooeven, dat de commissie voor de militaire bezoldigingsverhooging hare voorstellen hoofd zakelijk gebaseerd had op een vergelijking met den bestuursambtenaar voornamelijk op zijn opleidingstijd. De commissie zegt, dat de opleidingstijd voor beide categorieën ongeveer drie jaar is. Nu gaat in den regel een vergelijking mank, maar deze vergelijking, Mijn heer de Voorzitter, hinkt op beide beenen Vaak bedraagt die tijdsduur meer, soms tot 4 a 5 jaar. Vroeger was er veel concur rentie en nu zijn daarvoor andere redenen. Bovendien is het voor 301

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 87