In de laatste jaren is ten deze vooral voor de officieren de positie heel wat beter geworden. De expedities zijn opgehouden en het grootste deel van het corps woont thans in gezonde en aangename plaatsen, waar de groote garnizoenen liggen. Onder de gezonde plaatsen noem ik Bandoeng en Malang, onder de aangename Batavia en Soerabaja, ook Kota-Radja zou ik daarbij kunnen noemen, leder offici r op zijn beurt wordt eens een poosje naar de buitengewesten gezonden, of ergens anders naar het binnenland. Maar op zijn tijd komt hij weer terug op de groote, aangename of gezonde plaats. Het leven in het binnenland, verstoken van alles wat het leven kan veraangenamen, is niet zijn geheele bestaan. Het is slechts bijwijle eene kleine onderbreking Dit is bij de bestuursambtenaren geheel anders. Voor den be stuursambtenaar is het leven in een groote en aangename plaats slechts bij uitzondering weggelegd, en dan nog schuwt hij deze, omdat hij financiëel er niet leven kan. Verder slijt hij zijn leven van zijn eerste indiensttreding af tot aan zijn pensionneering, van af administratief ambtenaar tot resident, in het binnenland, waar hij zich vrijwel alles, wat ontspanning en luxe is, moet ontzeggen. Nu heeft dit ook een goede zijde, want juist daardoor kan de bestuurs ambtenaar met zijn financiën toekomen. Hij ontzegt zich alle genoegens, die het groote stadsleven te genieten geeft. Hij beperkt zijn uitgaven tot het betalen van de benoodigdheden voor zijn gezin, teneinde zijne kinderen, zij het ook ver van huis, eene opvoe ding te geven. Comedie's en bioscopen en muziekuitvoeringen be staan voor hem niet. Geen dier werelsche genietingen zijn voor hem in het binnenland weggelegd. Wat hem staande houdt, is de hefde voor zijn moeilijk ambt, de liefde voor land en volk. Vroeger was het voor de officieren nog een omstandigheid, die bij hen in het bijzonder in aanmerking genomen moest worden, nl. dat zij de kans liepen op een gegeven moment het leven te laten in de uitoefening van den dienst voor het land. Maar in dit opzicht staat de bestuursambtenaar thans naast hem. Als het oorlog is, ligt voortaan de bestuursambtenaar als milicien naast den officier in de loopgraven. Dat dit zoo is, dat ook de bestuursambtenaar bij de militie is ingelijfd, heb ik nimmer kunnen verklaren. Juist in de uren van het gevaar, van dreigende mobilisatie is het de bestuursambtenaar, die op den moeilijksten post staat. Niet alleen, dat hij naast het hand haven van rust en orde ook behulpzaam moet zijn in het toevoeren van alles, wat het leger behoeft uit het binnenland, vivres, ma terialen, hij moet ook medewerken bij het uitoefenen van de krijgs verrichtingen van het leger. Mijnheer de Voorzitter. De Regeering zegt nog in haar Memorie van Antwoord, dat zij niet kan instemmen met het standpunt van een lid dat in het voorloopig verslag beweert, dat het officierscorps boven andere betrekkingen ideëele of maatschapelijke voordeeien zou genieten, welke tot op zekere hoogte de karige bezoldiging zou den goedmaken. Mijnheer de Voorzitter, wat dit betreft, zal ik mijnerzijds de vraag stellen, of het dan niet meer juist is, dat de officieren een zekere 303

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 89