bijzondere positie innemen. Hebben zij dan geen afzonderlijke recht spraak, geen eigen onderscheidingen en tegemoetkomingen? Geen eigen sociteiten, geschonken of gesteund door den lande? Hebben ze geen eigen decoraties, zoo goed als ontoegankelijk voor den niet-militair? En zijn zij daarnaast niet mild gedecoreerd met bur gerlijke orden Zie, Mijnheer de Voorzitter, dit verschil treft bij verge lijking met de bestuursambtenaren, die tot in de hoogste rangen toe ook met de civiele orden tegenwoordig slechts schaars zijn bedeeld. Bestaan die verschillen niet meer? Is dat alles weggevaagd door den laatsten vloedgolf van onzen democratischen tijd. Mijnheer de Voorzitter, ik meen hiermee voldoende mijn bedoeling toegelicht te hebben, omtrent verschil en overeenkomst tusschen be stuursambtenaar en officier. Alleen dit wil ik nog uitdrukkelijk op den voorgrond stellen, dat ik dit alles niet heb gezegd om iets af te doen aan de onderhavige voorstel len, verbeteringen die ook ik noodzakelijk acht. Gelijk ik reeds meer en duidelijk te kennen gaf, hebben die voorstellen mijn volle sympathie. Ik heb het voorgaande alleen betoogd, omdat ik als gevolg van het aannemen van deze voorstellen de noodzakelijkheid zie komen, het onvermijdelijk acht, dat ook de salariëering van de bestuursamb tenaren wordt verhoogd, ook hunne levensomstandigheden met spoed worden verbeterd De heer Westenenk: Mijnheer de VoorzitterIk ben Uerkente lijk, dat U mij de gelegenheid heeft gegeven om hier een enkel woord te berde te brengen, hoewel ik de in deze zitting aanhangig gemaakte onderwerpen niet in de afdeelingen heb medebehandeld. Bij die erkentelijkheid past kortheid, en daaraan kan worden vol daan, waar de heer Van der Jagt met juiste woorden uiteengezet heeft, welke verschillen zich voordoen bij de vergelijking van de ambten van binnenlandsch bestuursambtenaar en van officier. Mijnheer de Voorzitter, ik wilde hieraan slechts het volgende toe voegen, blijde, dat ik, voor de eerste maal van deze plaats spreken de, eenige woorden kan wijden aan het korps van B.B.-ambtenaren. Voorop zij geplaatst, dat ik den officier en zijn werk in drie verschillende gewesten te zeer heb leeren waardeeren en te veel met de militaire kameraden lief en leed heb gedeeld, dan dat ik er één oogenblik over zoude denken hun de verbetering van hun positie niet van ganscher harte te gunnen. Integendeel. Ik wilde slechts nadrukkelijk onderstrepen, wat reeds in het Afdeelingsverslag is gezegd omtrent de onafgebroken verantwoordelijkheid van den B. B.-ambtenaar, een omstandigheid, welke op zich zelf reeds hun ambt van alle andere betrekkingen onderscheidt, en welke de aan leiding is geweest van den titel, waarop zij trotsch zijnles sen- t i n e 11 e s perdues. Zij zijn de schildwachten, die, ver uitéén op de dikwijls zoo eenzame posten, onafgebroken den horizont langs speuren, en in gespannen aandacht hebben te luisteren naar den aard van alle geluiden, welke naar hun standplaats overwaaien. De schildwachten, die pal hebben te staan voor de Ned -Indische belangen aan hunne zorgen toevertrouwd, hoe dreigend ook de luchten, hoe fel ook de vlagen zijn. 304

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 90