Een tweede verschilpunt, dat hier, voor zoover ik weet, nog niet
genoemd is, vormt het feit, dat het B. B. in tegenstelling met andere
diensttakken dagelijks allerlei functies uitoefent, welke den betrokkenen
slechts niet aangenaam kunnen zijn; ik noem hier slechts het aan
slaan in belastingen en het innen er van, de uitoefening der politie,
de vordering van verplichte diensten. Alleen B. B. eischt dagelijks
diensten zonder betaling; alle andere diensttakken betalen, en indien
niettegenstaande ruime betaling de diensten niet worden verricht,
of, zooals de term luidt: „geen koeli's te krijgen zijn", waardoor het
werk dreigt vast te loopen, dan klopt men dadelijk aan bij den B.
B.-ambtenaar, den boeman.
De B. B.-man is de timmerman aan den weg, de hooge boom,
die den wind vangt, de man ook, die de eerste slagen moet opvangen.
Eerst indien hij dit laatste tot het uiterste heeft volgehoudenalleen,
ongewapend, eerst dan zal hij de militaire macht te hulp roepen.
En als alles voorbij is, is de B. B.-man weder de eerste, die, alleen
en ongewapend, heeft op te treden en hij is het, die den nu verwoesten
tempel van noest en arbeid en van toewijding, zoo moeizaam verrezen,
weder steen voor steen heeft op te bouwen.
Deze korte beschouwing moge nader de overtuiging vestigen,
dat het B. B.-ambt een verantwoordelijkheid en plichten oplegt,
welke zich bij geen andere betrekking voordoen.
En wat de maatstaf van opleiding betreft, wilde ik gaarne met na
druk opmerken, dat ieder besturend ambtenaar, die de stijgende
waarde van zijn ambt begrijpt, inziet, dat zijn opleiding tot een
hooger peil moet worden opgevoerd. Men stelle de eischen hooger
in plaats van lager, men breke met het scheppen van allerlei nuan
ces van bestuursambtenaren (wij tellen reeds 5 soorten van amb
tenaren, die het bestuur in de onderafdeelingen voeren) om maar in
het z.g. nijpend tekort te voorzien, welk nijpend tusschen twee haak
jes toch blijkbaar niet kan weerhouden, dat nog steeds ambtenaren
naar het département van B.B. worden getrokken.
De B.B,-ambtenaren zien niet op tegen langduriger studie, integen
deel. Zij begrijpen te goed, dat een B. B.-man, niet alleen bij het
eigenlijke bestuurswerk, maar zeker niet minder als leider van locale
instellingen, algemeene kennis in bijna onbegrensde mate behoeft,
gezien de onderwerpen op alle gebieden, welk£ zijn belangstelling
en zijn daadwerkelijke bemoeienis eischen.
Hoe gaarne zouden de Indologische studenten een academischen
graad kunnen behalen, bijvoorbeeld dien van doctor inhetMoham-
medaansch recht; zij zouden dan een andere plaats in de studenten
wereld innemen dan nu, waar zij ais Indologen niet meetellen, al
loopen zij groen, beurs-student als zij zijnen dat in een
typische studenten-wereld als in Leiden.
De directeur B. B. heeft in deze zaal op 18 Juni 1918gezegd.dat
de sinds 1916 toegekende studiebeurs ook kwalitatief verbetering
heeft gebracht, ik kan mij met deze uitspraak geenszins vereenigen.
Ik weet het, Mijnheer de Voorzitter, dat ik te ver afdwaal, waar
met de opleiding van den B.B -ambtenaar, maar slechts de verge
lijking ervan met die van den officier door de militaire bezoldigings-
commissie is ter sprake gebracht.
305