Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, nog een enkele korte opmer
king. Op biz. 2 van de Memorie van Antwoord lezen wij, dat door
de voorgestelde weddeverbeteringen de hoogste soldij van een
soldaat 2e klasse van de aanvullingstroepen 50°/0 en die van
een soldaat le klasse 125% hooger zullen worden dan de hoo
ste soldij, welke een Europeesch fuselier thans kan bereiken.
Deze cijfers hebben echter, als ik mij niet vergis, betrekking op de
ongehuwde n. Heb ik de mij ter beschikking zijnde staten goed
geraadpleegd, dan moeten die cijfers voor de gehuwden repec-
tievelijk 45 en 78°/0 zijn, dus vrij belangrijk minder dan die
genoemd in de Memorie van Antwoord. De salarisverbeteringen
van den soldaat zijn dus in het algemeen niet zoo gunstig, als wij
uit de in de Memorie van Antwoord genoemde cijfers zouden
concludeeren.
De heer Teeuwen: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil beginnen
met de verklaren mij te scharen aan de zijde van diegenen, die van
meening zijn, dat de positie van de militairen in verband met de
gewijzigde "tijdsomstandigheden spoedig verbeterd moet worden.
Ik geloof dan ook, dat iedere militair reikhalzend uitziet naar het
lot, dat de voorstellen van de militaire bezoldigingscommissie zullen
ondergaan. Ik ben ervan overtuigd, dat men in deze dagen met
meer belangstelling dan gewoonlijk naar de krant grijpt om den
uitslag van de besprekingen in den Volksraad te vernemen.
In hoever het resultaat van de arbeid van den commissie, zooals het
thans voor ons ligt in den vorm van een begrootingspost met de
daarop gegeven toelichting, bevrediging zal schenken aan de ver
langens en" wenschen van net betrokken personeel, is moeilijk met
juistheid te bepalen.
Aangenomen kan worden, dat - gelijk dit met andere positiever
beteringen het geval is de tevreden stemming niet tot in alle ge
lederen zal doordringen, en, moge de tevredenheid al algemeen zijn,
wel in verschillende mate zal zijn te constateeren.
Dat de door de invoering van de positieverbetering de heerschende
ontevredenheid voor een wijle weggenomen zal worden, staat naar
mijn meening vast Men heeft al zoo lang onder kommervolle om
standigheden geleefd, dat elke verbetering werkt als balsem op een
pijn veroorzakende wond. Of de pijn weer spoedig dan wel na
langeren tijd zal terugkeeren, men spoedig of minder spoedig te
leurgesteld zal zijn over de genoten verbetering, hangt van omstan
digheden af, die straks voor den dag zullen komen.
Of een verbetering werkelijk een verbetering is, kan alleen de be
trokkene beoordeelen, nadat de verbetering tot stand gekomen en
door hem genoten is. Ik hoop alleen, dat de gedane moeite om tot
deze positieverbetering te komen, niet tevergeefsch zal zijn. Waar
de verbetering betreft de verbetering van de positie van het perso
neel, zal ik mijn medewerking daartoe niet onthouden.
Toch kan ik niet nalaten eenige opmerkingen terzake ten beste
te geven. Deze opmerkingen betreffen niet het aantal guldens, dat
de een meer ontvangen zal dan de ander. Zij bewegen zich -om
eenige beginselkwesties.
310