In de eerste plaats zou ik willen beginnen met er op te wijzen,
dat mij het verschil ontgaat tusschen militaire vakvereenigingen
en militaire vakvereenigingen, die erkend zijn. Een verschil, dat
blijkens de stukken door de Regeering gemaakt wordt.
In de militaire bezoldigingscommissie zouden benoemd zijn leden
van de hoofdbesturen van „de genoemde vakvereenigingen, welke
leden als hare voormannen en hare vertrouwensmannen moesten
worden aangemerkt". (Bladzijde 2 Memorie van Antwoord). Ik heb
echter tevergeefs naar de namen van de hier bedoelde militaire
vakvereenigingen gezocht, terwijl niet vermeld is, dat deze vereeni
gingen erkend zijn.
In den volgenden zin lees ik:
„Erkende militaire vakvereenigingen van Europeesche of
lniandsche soldaten en korporaals bestonden niet, de soldaten-
bond kon niet als zoodanig worden beschouwd".
Uit deze laatste toevoeging moet ik afleiden, dat er wel militaire
vakvereenigingen van soldaten en korporaals zijn, die als zoodanig
worden erkend.
Op bladzijde 3 van de Memorie van Antwoord staat vermeld, dat:
„nadat het verslag der militaire bezoldigingscommissie in
druk was verschenen, aan alle erkende militaire vakvereeni
gingen eenige exemplaren van dat verslag, toegezonden zijn".
Hier is sprake van erkende vereenigingen.
Nu meen ik te weten, dat in de militaire bezoldigingscommissie
zitting had een lid van het hoofdbestuur van de Perserikatan
Minahassa, blijkbaar benoemd, dus niet door de vereeniging gekozen,
maar door de Regeering benoemd—als voorman en vertrouwens
man der militaire vakvereeniging van dien naam. Ik geloof, dat dit
door den Regeeringsgemachtigde Zijne Excellentie Van Rietschoten
in een onzer zittingen medegedeeld is naar aanleiding van een
desbetreffende vraag van ons medelid, den heer Laoh.
Indien dit juist is dan begrijp ik niet, waarom door den legercom
mandant ontkend is, dat een exemplaar van het verslag der com
missie gezonden is aan het hoofdbestuur van de Perserikatan Mi
nahassa, daarentegen erkend is, dat inderdaad slechts exemplaren
zijn toegezonden aan de Ambonneesche onderofficiersvereeniging
„Onderlinge Steun" te Djocjakarta en aan den bond van Ambon
neesche militairen van het Nederlandsch-Indische Leger „Wilhelmina"
te Magelang, waarmede (ook blijkens de Memorie van Antwoord)
deze beide vereenigingen tot de „erkende militaire vakvereenigingen"
zijn verheven, terwijl de Perserikatan Minahassa blijkbaar niet daar
onder wordt gerekend
Ik voeg daaraan nog toe, dat in een beschikking van den leger
commandant een en ander nog verduidelijkt werd, o.m. met deze
bewoordingen, „dat de beide genoemde militaire vereenigingen de
aangewezen lichamen zijn voor het desgewenscht bepleiten van de
zuivere militaire belangen der Ambonneesche en Menadoneesche
militairen", o.m. de reden, waarom op het verzoek van het hoofd
bestuur van Perserikatan Minahassa niet kon worden ingegaan om
de commissie uit te noodigen haar voorstellen zoo spoedig mogelijk
311