temin zal de meerdere waardeering van een groep bij gelijke rangen
voor de andere groep een doorn in het oog zijn en blijven, te meer
waar de meerdere waardeering zich ook uitstrekt tot bevordering
in den regel tot onderofficier van de le klasse.
Zal deze meerdere waardeering goed gepraat kunnen worden in
bijzondere gevallen, b.v. omdat wegens gebrek aan eigen krachten
deze nog van buiten gehaald moeten worden, deze theorie gaat niet
op, waar het soldaten betreft.
Daarom doet de verklaring van de Regeering in de Memorie van
Antwoord goed, dat verdere uitzending van ongegradueerden uit
Nederland zooveel en zoo spoedig mogelijk gestaakt zal
worden, en dat voor de troepenkorpsen verdere uitzending van
soldaten vermoedelijk geheel vermeden zal kunnen worden,
en dat zij, die voor kaderopleiding geschikt zijn, eerst na het
bereiken van een rang uitgezonden zullen worden.
Mijnheer de Voorzitter, nog beter zou het wezen, indien in die
verklaring de uitdrukkingen „zooveel en zoo spoedig mogelijk" en
„vermoedelijk" weggelaten zouden zijn, en indien bekend werd
gemaakt het voornemen van de Regeering om heelemaal geen
ongegradueerden of brigadiers meer uit te zenden, zoodat het
instituut van de aanvullingstroepen, gegrond op rasonderscheid
geheel zoude kunnen verdwijnen, en om de uitzending van gegra
dueerden te verminderen en daarmede te staken, naarmate in het
land zelf de gegradueerden in hoe langer hoe meer voldoende
aantal opgeleid kunnen worden.
Ik twijfel er aan, dat men wil inzien, dat de levenseischen van
den geïmporteerden Europeaan hooger zijn, althans als soldaat, waar
hem voeding, kleeding, huisvesting en geneeskundige hulp van
landswege verstrekt worden. Uit dezen hoofde gaat die stelling
niet op, vooral niet, als men maar niet nalaat te vergelijken den
soldaat met den soldaat, dat zijn menschen, die uit hetzelfde milieu
voortkomen en gewend zijn aan ongeveer dezelfde zeer eenvoudige
levenseischen, terwijl niemand bij het berekenen van de verkoops
prijzen van artikelen rekening houdt met het al dan niet Europeaan
zijn van den kooper. Nog meer klemt dit, waar de Regeering verklaard
heeft (in een der stukken betreffende het Indische bezoldigings
stelsel met tropentoelage), dat het eventueel toe te passen verschil
bij de uitvoering voor de betrokkenen zoo min mogelijk merkbaar
zal zijn.
En bij de militairen zal het verschil merkbaar wezen. Hoe inge
wikkeld het is om dit verschil recht te praten, moge blijken uit de
pogingen, die daartoe in de Memorie van Antwoord gedaan zijn. Ik
zal dit even voorlezen, Mijnheer de Voorzitter.
„Wanneer rekening wordt gehouden met de hoogere levens
eischen van den geïmporteerden Europeaan, is het niet juist om
een vergelijking te maken tusschen de soldij van den soldaat
le klasse van de aanvullingstroepen en die van den korporaal
2e klasse van de inheemsche troepenmen moet de soldij van
laatstgenoemde vergelijken met die van den soldaat le klasse
der inheemsehe troepen, waarbij blijkt, dat de korporaal 2e klas
se belangrijk meer ontvangt. Deze rang, welke bij de aanvul-
313
I. M. T. 20, 1920.