maansche een land aantreft, waar de staatsinrichting maar ook eenige gelijkenis vertoont met die van het ons door Morus voor de verbeelding getooverd en door dien schrijver zoo juist genoemd land Utopia. Ondanks de heldhaftige pogingen van de heeren socialisten, on danks de Bartholomaeus-dagen en nachten der wereld-vrijmakende- heeren-bolsjevisten is een algemeen doorgevoerd ernstig altruïsme nog nergens zuiver te onderkennen. Ook hier heb ik nog niet de wereld-historische gebeurtenis zien voltrekken, dat ambtenaren niet meer salaris willen ontvangen dan bijv. f 100 's maands, terwijl ik toch wel kans zie om met dat be drag, dat in Weenen thans meer waarde heeft dan 500 kronen, rond te komen. Ik moet uit dat feit de conclusie trekken, dat het onnatuurlijk is om te eischen, dat het salaris van een ambtenaar zich enkel rege len moet naar een voorgeschreven gelijke, matige behoefte voor elk individu en niet naar de bekwaamheden van het individu op zich zelf. Een De Lesseps moet nu eenmaal meer verdienen dan de sterkste arbeider, die het pikhouweel hanteert, terwijl men van harte een Joffreofeen Foch meer salaris en eer gunt dan de dapperste poilu in de loopgraven en zoo gunnen wij allen van ganscher harte onzen Voorzitter het hooge tractement, dat hij geniet, terwijl oogen- schijnlijk, ik leg den nadruk op dit laatste woord, de Voorzitter van den Volksraad niets ander te doen heeft dan te volgen of niet te volgen de bovenmenschelijke pogingen der leden, die, ieder op hun beurt, door hunne oraties, op gevaar af van hunne stembanden te ruïneeren, de aandacht van den praeses trachten te boeien. En toch verzeker ik U, Mijnheer de Voorzitter, wanneer een menschenkind het zoude wagen om, geleid door een oppervlakkige beoordeeling, zijn verwondering uit te spreken over Uw salaris, Uw pensioen, dat dan alle leden van dezen Raad niet waar, mijnheer Cramer tot dien onverlaat 'de woorden van Shakespeare zouden toevoegen„There are more things in Heaven and Earth, than are dreamt of in your philosophy". De heer Cramer: Maar wat heeft dat er allemaal mee te maken De heer Kan: Naar het mij voorkomt is de appreciatie door den staat van het intellect van den ambtenaar, van de verantwoor delijkheid, die deze heeft te dragen, tot uiting gebracht in den vorm van toekenning van een daaraan geëvenredigd salaris en pensioen lang niet kwaad, integendeel een dergelijke erkenning is imperatief, een miskenning daarvan zou ons slechts een chaotischen toestand, als die thans in Rusland heerscht, kunnen brengen. Ik heb mij dikwijls afgevraagd, Mijnheer de Voorzitter, waarom het land mijner herkomst, China met zijn nijvere bevolking van meer dan 400 millioen zielen, met zijn rijke bodemgesteldheid en onuitputtelijke mineralen nog steeds de speelbal blijft en overgele verd is aan het „bon plaisir" van andere staten. 438

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 104