Mij is door velen als eerste oorzaak daarvan genoemd het typisch oostersche systeem, zooals het ook in Turkije het geval is, om de ambtenaren ongeëvenredigd aan hun verantwoordelijkheid laag te bezoldigen. Het noodzakelijk gevolg daarvan is een algemeene corruptie, hetgeen zeker door niemand onzer als wenschelijk in een staat kan worden geacht. Al moge wellicht, Mijnheer de Voorzitter, de „trouvaille" van ons geacht medelid Vreede om de snelheid der sneltreinen van 80 K.M. tot 45 K.M. terug te brengen, in welk denkbeeld een zekere huldiging ligt opgesloten van het typisch oostersche „festina lente", al moge, zeg ik, dit oostersch idee een begin van oplossing brengen in zake het groote personeels-vraagstuk van Indië, de onderteeke naars van het amendement wenschen niet het financieël evenwicht gehandhaafd te zien door de invoering van een ander oostersch systeem, dat zich vroeg of laat op ons geheele staatsbestuur wre ken kan. Wij zijn ons ten volle bewust van de geldelijke gevolgen van ons amendement, zooals de voorstemmers van het gelijkluidend voor stel zich terdege rekenschap hebben gegeven welke opoffering hun beurs zich weder zal moeten getroosten. Maar zij hebben het be schouwd als een noodzakelijke uitgave, zij hebbtn daarmede ook te kennen gegeven niet mede te willen gaan met diegenen, die over al trachten verkregen rechten met voeten te treden, die de verschul digde hoogachting aan hun meerderen in kennis, ondervinding, energie en ouderdom negeeren, die onder de leuze van gelijkheid en broeder schap, echter belust op eigen voordeel, alles onderste boven trachten te keeren. Nog minder zullen de voorstemmers dit amendement van oor deel zijn, dat het Indië past om de elite der landsdienaren, die hun beste jaren dit land ter beschikking hebben gesteld, als uitgeperste citroe nen te behandelen en hun toe te roepen, dat zij maar hadden moeten zorgen binnen te zijn vóór hun pensionneering. En wanneer straks, Mijnheer de Voorzitter, hetgeen de ondertee kenaars hopen, de Volksraad zich met het amendement kan veree nigen, dan zal het besluit zeker als een „beau geste" van dit college worden aangemerkt, terwijl tevens daarmede tot uitdrukking komt de wensch van den Raad om zich niet met een „penny wise and pound foolish" politiek op te houden. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Mijnheer de Voorzitter! Op den voorgrond moet ik stellen, dat bij de Beantwoording van de verschillende sprekers, die in tweede instantie het woord gevoerd hebben, het standpunt zal worden ingenomen, dat alles, wai ter bespre king van de ingediende amendementen en moties noodig is, aan het eind zal komen, zoodat de verschillende sprekers in dat opzicht niet dadelijk antwoord zullen erlangen. Dat is geloof ik minder tijdroovend, dan een andere wijze van handelen. In de eerste plaats moet ik enkele woorden spreken naar aan leiding van hetgeen de heer Dwidjosewojo in het midden heeft 439

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 105