Vóór stemden de heeren Suys, Kami!, Pabst, Valkenburg, Van der Jagt, Van der Linde, Tjipto Mangoenkoesoemo, Kan, Wawo- roentoe, Teeuwen, Westenenk, Birnie, Soselisa, Oetoyo, Prangwa- dono, Atmodirono, Laoh, Schmutzer, Bergmeijer, Koesóemo Joedo, Sastrowidjono, Dwidjosewojo, Djajadiningrat, Gerritzen en de Voor zitter. Tegen stemt de heerCramer. De vergadering wordt geschorst. De Voorzitter: Mijne heeren! Alvorens het ontwerp „inlandsche militie aan de orde te stellen, geef ik het woord aan den heer Westenenk, die zijn stem, zooeven uitgebracht over het amendement- Kan, wenscht te rectificeeren. De heer Westenenk: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou U willen verzoeken om er melding van te maken, dat ik door een toeval zooeven gestemd heb tegen het eerste amendement. Mijn bedoeling is geweest vóór te stemmen. De vergissing is gebeurd, doordat ik een van mijne medeleden raadpleegde, aangezien ik Zaterdag niet aanwezig ben geweest over de volgorde, waarin de amendementen in stemming kwamen. Deze zeide, dat het eerst gestemd werd over het amendement betreffende den kindertoeslag, waar ik tegen was, en daarom heb ik tegengestemd bij het eerste amendement, terwijl ik eigenlijk vóór had willen stemmen. De heer Sastrowidjono: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb feitelijk in hetzelfde geval verkeerd als het geachte lid, heer Weste nenk. Bij de stemming over het amendent van den heer Pabst c.s., dat de strekking had een verhooging van de inkomsten van de militaire magazijnmeesters in te voeren, heb ik tegengestemd, terwijl het mijn bedoeling is geweest vóór te stemmen. En ik zeg dit mede namens de heeren Prangwadono en Dwidjosewojo. De Voorzitter: Van een en ander zal aanteekening geschie den in de Handelingen. 452

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 118