Boekbespreking. F. Bauduin, Het Nederlandsch Eskader in Oost-Indië 1914 1916, benevens eenige beschouwingen over onze marine 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff 1920. Admiraal Bauduin, de commandant van het Nederlandsche eskader in 1914— 1916, heeft met het schrijven van het hierboven genoemde boek een goed werk verricht. Zoo dikwijls toch wordt sterk ge twijfeld aan het nut van een zeemacht, vooral, wanneer die zeemacht, zooals de onze, niet bovenmatig talrijk is. Zelfs maar oppervlakkige kennismaking met dit boek zal velen van hun twijfel genezen. Het overzicht over de verrichtingen onzer oorlogsschepen in de eerste twee jaren van den oorlog bewijst de volkomen juistheid van 's Schrijvers bewering, dat de geslaagde handhaving van onze onzijdigheid en daarmede het blijven van Indië buiten den oorlog te danken is aan de marinede groote daaraan bestede sommen hebben ten volle haar rente opgebracht. Het toeval is ons zeer gunstig geweest, gelukkig, want, zooals uit het boek duidelijk blijkt, was de bij het uitbreken van den oorlog beschikbare scheepsmacht op verre na niet voldoende om ingeval van eenigen tegenspoed de onzijdigheid van ons uitgesterkt eilandenrijk zoodanig te handhaven, dat geen der oorlogvoerende partijen aanleiding kon hebben ons in den oorlog te betrekken. Wat zou er gebeurd zijn, wanneer, in plaats van de „Emden" en de „Geier", vaartuigen, die wij nog wel meester konden worden, Graaf Spee met zijn geheele eskader in of onmiddellijk nabij onze wateren verschenen was om daar met de scheepsmacht der bondgenooten slaags te geraken Dit aan het adres van hen, die uit den goeden afloop zouden opmaken, dat het toenmalige Ned eskader voldoende was voor de handhaving van onze onzijdigheidwij hebben eigenlijk onverdiend veel geluk gehad. Van belang is, wat Admiraal Bauduin ons mededeelt over de maatregelen, die de Duitschers genomen hadden om in binnen ons territorium gunstig gelegen ankerplaatsen hun schepen te ververschen en van kolen te voorzien, dat op ons grondgebied gevestigde Duitschers zouden pogen om in onze havens vertoevende Duitsche schepen te bewapenen om daarna de bondgenooten, 't zij ter zee, 't zij in hun Aziatische koloniën afbreuk te doen, dat zij zelfs zich zelve wilden organiseeren om, ingeval wij in den oorlog betrokken werden, tegen ons op te treden. Men kan er zeker van zijn, dat in voorkomende gevallen de Japanners op volkomen dezelfde wijze zullen handelen en natuurlijk met voor ons veel ernstiger gevolgen. 453

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 119