korps de verantwoordelijkheid. Zijn taak was het, ervoor te zorgen, dat de beide colonnes van zijn korps, niet èèn voor èèn konden wor den verslagen en datna ontvangen toestemming van het leger- commando, ook de achtergehouden 2de divisie in staat zou zijn, tijdig in den strijd in te grijpen, waar dit noodig was Zooals de gebeurtenissen zich op den 22sten hebbenral gespeeld, is van eenige inwerking van het korpscommando niets te bespeuren. c. Gebrekkige Beveiliging. Uit het tot grondslag van deze verhandeling dienende rapport, is gebleken, dat de voorhoede-Cdt zeer wel gevoelde, dat de toe stand bij Neufchateau opgehelderd moest worden, alvorens sterkere inf. afdeelingen in het dal van de Neufchateaubeek afdaalden. Dien overeenkomstig gaf hij aan de cavalerie bevel, vooruit te gaan naar Neufchateau; het is teekenend voor de waarde van dezen cavale- rieluitenant, dat een dergelijk bevel nog moest worden gegeven, en dat hij niet eigener beweging zoo ver voor de inf. spits uitsnelde, als noodig was, om elke verrassing door inf. vuur te verhinderen. De verontschuldiging, dat het paardenmateriaal, dat sterk had geleden, dit niet zou hebben veroorloofd, kan niet als afdoende worden aanvaard; want het moet wel als uitgesloten worden be schouwd, dat de paarden sedert de ongeveer 3 weken, dat zij in dienst waren, niet zoodanig in form gebracht hadden kunnen wor den, dat zij hadden kunnen voldoen aan de eischen, welke een marschdag van minder dan 20 K. M. aan hen zou stellen. Blijkbaar bepaalde de geheele werkzaamheid van het peloton cavalerie zich tot het op korten afstand rijden voor de infanterie uit, zonder uit zenden van voldoende zijpatrouilles. De infanterie schijnt er zich mede tevreden te hebben gesteld, in marschcolonne op den weg achter de cavalerie aan te loopen; slechts zoo is de volmaakte verrassing van de voorste 2 compagnieën te verklaren. d. Het optreden van de voorhoede in het gevecht. Het besluit van den brigade-Cdt. Toen de beide voorste comp. door den Duitschen vuaroverval in gevaarlijken toestand geraakt waren, moesten zoowel de voor- hoede-Cdt. als ook de brigade-Cdt. een beslissing nemen. Het moge wel beter in overeenstemming zijn geweest met een soldatesk gevoel, om door krachtig aanvallen de in de knoei zittende kameraden te helpendoch, een aanvoerder mag niet naar gevoelens handelen, doch moet zijn maatregelen nemen, na scherp overleg. 349

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 11