fllededeeling non het Departement nan Oorlog. Bij aanschrijving van het Departement van Oorlog, Vde Afd., dd. 23 Maart 1920, No 1765/C aan de territoriale bevelhebbers en de afdeelingschefs van het Dep van Oorlog, is het volgende bekend gemaakt: „lk heb de eer UHoogEdelGestrenge mede te deelen, dat het bij z. g. spoedoverplaatsingen kan voorkomen, dat dè overgeplaatste landsdienaar genoodzaakt is zijn gezin voorloopig achter te iaten ter regeling van verschillende aangelegenheden, die niet in een paar dagen kunnen zijn afgeloopen. Aangezien het mij wenschlijk voorkomt, dat in dergelijke gevallen zooveel mogelijk met de particuliere belangen van dengeen, die „met spoed" wordt overgeplaatst, rekening wordt gehouden, wordt het navolgende bepaald. Indien in een opengevallen plaats „met spoed" moet worden voorzien (dit wordt beoordeeld door den chef, die de overplaat sing beveelt), kan aan dengenen, die wordt aangewezen om die plaats te bezetten, zoo hij gehuwd is een huur- of landswoning bewoont en indien hij gerangschikt is onder de reizigers der 1ste tot en met 4e klasse, bedoeld in artikel één van het militarie tarief No. 4, desgewenscht aanvankelijk voor een zoodanig tijdvak, in commissie naar zijn nieuwe standplaats worden gezonden, als in billijkheid wordt geacht noodig te zijn om zijn achterblij vend gezin de gelegenheid te geven zijn zaken te regelen en zich bij den man of vader te voegen, dan wel, zoo hij ongehuwd is, en een huur- of landswoning bewoont, om een gemachtigde gelegenheid te geven zijn zaken te regelen. Wat betreft de gehuwde militairen beneden den rang van adju dant-onderofficier,' welke militairen niet in commissie kunnen worden gezonden, wordt voor dergelijke gevallen bepaald, dat zij desge wenscht aanvankelijk op meerdaagsche oefening naar hunne nieuwe standplaats worden gezonden en zulks gedurende een tijdvak als hiervoren voor reizigers 1ste tot en met 4ste klasse in aangegeven. Voor de vergoedingen als voor meerdaagsche oefeningen vast gesteld, behoort door den overgeplaatste een vordering te worden ingediend, welke na te zijn voldaan, behoort te worden verhandeld op de wijze, als in artikel 68 der z.g. Korps-Instructie is aangegeven. Bij elke spoedoverplaatsing behoort het tijdvak, waarin de bij zondere inkomsten (daggeiden of vergoedingen voor meerdaagsche oefeningen) zullen kunnen worden genoten, door den gezaghebbende, die de overplaatsing gelast, te worden vastgesteld. 455

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 121