De in 68 voorgeschreven dialoog tusschen baan commandant
en schutter komt ook mij langer dan wenschelijk voor; er gaat
te veel tijd mee heen en vooral de recruut raakt er dikwijls min
of meer van streek door. Het is m i. voldoende, dat de man, als
hij voor komt, om te schieten, zijn naam, desverlangd Stb. nr., en
overigens de oefening (klasse en nummer) noemt. De rest kan beter
daar, waar degenen, die moeten schieten, hun beurt afwachten, door
een man kader aan belanghebbenden worden medegedeeld.
In 68 staat ook, dat den onderwijzer den tijd opneemt met een
tertshorloge. Nu zijn die tertshorloges, althans die, welke voor dit
doel in gebruik zijn, blijkbaar instrumenten, welke te teer zijn om
dikwijls en lang door onze baancommaridanten gehanteerd te wor
den. Per baan moeten er twee aanwezig zijn. in de practijk is door
gaans niet de helft van het aantal horloges bekwaam en present.
Het lijkt mij dan ook beter het gebruik van die tijdmeters zooveel
mogelijk te beperken tot opneming van den tijd bij het vuren schot
voor schot, door ze overigens slechts te bezigen voor zoover er
(particulier) niet beschikt wordt over gewone horloges met secon-
denwijzers, waarmee immers bij series de tijd met voldoende nauw
keurigheid kan worden bepaald.
66 schrijft voor, dat voor de oefening en telkens, wanneer
weersinvloeden daartoe noodzaken, de afwijking t. o v. het mikpunt
wordt bepaald door den baaneommandant of een goed schutter,
Als de baaneommandant zelf niet goed schiet, laat hij de zaak dus
aan een ander over. Met dat al krijgt men echter zeer vaak bij
den aanvang van de oefening, als wanneer het weer doorgaans
goed (niet winderig) is, bij dat proefschieten bedenkelijke horizontale
afwijkingen, weike onmogelijk het gevolg kunnen zijn van weersin
vloeden.
Dat „bepalen'' van de afwijking is bij nagenoeg windstil weder
alleen noodig om de ligging van het middelste trefpunt (het bepalen
van 'net gemiddelde trefpunt is op zoo 'n moment te ingewikkeld
en te tijdroovend) in verticalen zin na te gaan zie I. M. T. 1919.
blz. 1023, laatste alinea, artikel van Roestkrabber.
Nadat de man geschoten heeft, moet hem door den aanteekenaar
meegedeeld worden, welke premie hij behaald heeft. Dat is gemak
kelijker gezegd dan gedaan. De berekening is, vooral voor degenen,
die men doorgaans met dat gecijfer moet belasten, nog al ingewik
keld en tijdroovend, en in de practijk is men, èn ter wille van de
nauwkeurigheid èn omdat er op de baan geen tijd voor is, veelal
genoodzaakt de premiën na terugkeer in de kazerne te laten vast-
363