82 schrijft voor, dat de comp. commdt jaarlijks een tableau
van de door hem te houden gezamenlijke oefeningen zal opmaken,
en dat de aard der oefeningen moet overeenstemmen met bijl. VII,
voor zooveel noodig gewijzigd in verband met de beschikbare
terreinen. Nu is het opmaken van een eenigszins bindend tableau
practisch doorgaans onmogelijk. Men zal daarin de te houden
oefeningen niet anders dan zeer ruim kunnen omschrijven, zooals
bijv. „aanvallend gevecht, compagnie in voorste linie, aan beide
zijden aangeleund aan andere troepen, tusschen 8C0 en 300 M.
afstand van tegenpartij," of iets dergelijks. En dan nog moeten
wijzigingen in het programma voorbehouden worden, want anders
is een voorafgaande en zeer nauwkeurige verkenning van het terrein
noodzakelijk. En vooral zou een grondig plaatselijk onderzoek door
den leider der oefeningen noodig zijn, wanneer in het tableau af
standen, enz. meer gedetailleerd opgegeven zouden moeten worden.
Anders zouden bij het houden der oefeningen vele ingrijpende
afwijkingen van het tableau noodig blijkenterreinvoorwerpen en
zelfs schijnbaar onbeduidende oneffenheden zouden daartoe leiden.
Men kan dus hoogstens een „vrijblijvend" programma opmaken
met zeer ruime omschrijving der te houden oefeningen een meer
gepreciseerd tableau heeft geen nut.
Het doel der vuren is in 83 aangegeven.
De instructievuren moeten aantoonen, dat gesloten vormen en
ongedekte doelen op het gevechtsveld vermeden moeten worden.
Het nadeel van minder gedekt opstellen wordt o.a. aangetoond
(oef. 1, eerste gedeelte) door achtereenvolgens te laten vuren op een
groep borstschijven en een groep kopschijven, overigens onder
volkomen gelijke omstandigheden.
Wel wordt er op de borstschijven geschoten van achter een
dekking, doch er wordt in dezelfde houding uit de vrije hand ge
vuurd. Nu berust het houden van een dusdanige oefening m. i. meer
op een oud gebruik dan op practisch nut. Het is immers niet
noodig te laten zien, dat een grooter doel gemakkelijker getroffen
wordt dan een kleinerdat weten de mannen welzij hebben
zulks deugdelijk en grondig ervaren bij het school- en individueel
gevechtsschieten. Beter zal het zijn, een schijvengroep zoodanig
samen te stellen, dat een of twee der schijven door grootere af
metingen, kleur of minder goede maskeering zich duidelijker aftee-
kenen dan de overige. Men neme die proef eens en men zal zien,
dat de meer in 't oog vallende schijven een buiten alle verhouding
groot gedeelte van het vuur tot zich trekken. En komen de meerdere
368