Stella zoo noodig alle te beschieten doelen in eenigszins uit elkaar loopende richtingen op en late ze achtereenvolgens onder vuur nemen met de mededeeling, welke schijven voor het oogeriblik worden geacht, er niet meer of nog niet te zien zijn. Hoe vlotter een oefening verloopt, hoe meer geanimeerd en leerzaam zij is. Aangaande de voorbeelden in bijl. VII valt nog op te merken, dat zij blijkbaar niet bestemd zijn voor met karabijnen bewapende infanterie en dat evenals in 51bij het verdedigende gevecht de sterkte van den aanvaller (schijven) dikwijls ongeveer dezelfde is als die van den verdediger, en anders weinig grooter. Het lijkt me beter onze mannen er aan te gewennen, dat de aanvaller aanmer kelijk sterker is. Dat zal bij eventueele werkelijkheid toch doorgaans •t geval zijn Hebben wij ons dan tegen een overmacht staande te houden, dan bekruipt den troep tenminste-niet het gevoel, dat de verhouding der wederzijdsche sterkten buitenmodel en voor ons fataal is. En er zullen bij zoo'n gelegenheid al zooveel andere minder genoegelijke gevoelens hun invloed doen gelden, dat wij er niet nog meer noodig hebben. Dan nog een vraag. Waarom laat het voorschrift niet toe, dat de vurende afdeeling een grootere sterkte heeft dan een compagnie, bijv. tot een bataljon met G M. en c. q mitrailleurs toe? Onge twijfeld zuiien ook oefeningen met dergelijke sterkten en combinaties nuttig zijn, en ze eischen niet veel meer breedte van het terrein dan het optreden van ééne compagnie, en zelfs minder dan voor het tegelijkertijd schieten van twee van elkaar onafhankelijke kleine afdeelingen noodig is. Alleen zullen de schietbivaks dan meer moeten kunnen bergen dan, waarop de thans bestaande over 't algemeen berekend zijn. Ten slotte nog de opmerking, dat bij de oefeningen 1, 4 5 en 10 bijl. VU nog niet voor alle schijven de soorten (nummers) zijn aan gegeven. II Het pistoolschieten. Het V.P.M. 11 wijst er 55) op, dat het pistool hoofdzakelijk een wapen is voor zelfverdediging en derhalve in den regel niet boven de 50 M. zal worden gebruikt. Wat echter het voorschrift niet aangeeft en waarmee het ook bij de schietoefeningen vrijwel geen rekening houdt, is dat in den oorlog - en daarop moet de oefening toch gericht zijnhoofdzakelijk met de Linker hand gevuurd zal moeten worden zonder dat daarbij gelegenheid zal zijn tot nauwkeurig richten met behulp van vizieren korrel, welke richtme- thode bepaald steeds wordt geèischt 96). 371

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 37