uit de Pers 5et fort hij Spijkerboor als strafinrichting. Men schrijft ons: Het Fort bij Spijkerboor heeft tijdens de mobilisatie een zekere oekendneid gekregen, vooral doordat de dienstweigeraars daar opgesloten werden. Was het oorspronkelijk onder „Oorlog", sedert 1 Januari 1920 is deze Inrichting onder het Departement van Justitie gekomen. Het getal der dienstweigeraars is zeer klein, grooter helaas dat van de krijgsraad-arrestanten, gevangen wegens het een of ander delict. Dat getal zal de eerste tijden zeker niet verminderen, als men weet, dat de achterstand in de militaire strafrechtspleging nog in de honderden loopt. Wat zal er met deze arrestanten gebeuren? In de Tweede Kamer heeft Mr. P. J. Oud een lans voor Spijkerboor gebroken en gevraagd, dat met het daar onder „Oorlog" begonnen stelsel een proef genomen zou worden. Tevens werd den minister van justitie verzocht de Kamer met den uitslag in kennis te stellen. Het stelsel te Spijkerboor heeft ontegenzeggelijk heel veel goeds Bij alle waardeering voor het werk te Veenhuizen, kan toch wei dit worden gezegü, dat Spijkerboor een gansch andere cate gorie van gevangenen tot zich trekt en met deze bijzonderheid ernstig rekening houden moet en houden w i 1. immers de dienstweigeraars zijn toch geen misdadigers en be- hooren van deze te worden afgescheiden, voor zoover zij tot de gewetens-menschen behooren en geen delicten op hun naam staan. Ook de militaire gevangenen, hoezeer er gevaarlijke indivi- duen onder zijn, hebben andere behandeling noodig dan de gewone gevangenen. Velen zijn door zeer verkeerd optreden van ontactische superieuren er tegen opgeloopen, soms al dieper gezonken, maar kunnen toch, hoozeer ook bedorven door de mobilisatie en als zoodanig slachtoffers van de oorlogsweeën, weer zeer goede burgers w o r d e n, als zij maar eene behandeling krijgen, welke opvoedend werkt en hen gereed maakt om zich weer aan te passen aan het normale sociale leven. Wij willen voorop zetten, dat ook in Spijkerboor in feilbaarheid gewerkt wordt, lang nog niet met de allerbeste hulpmiddelen. Veel meer is er van te maken, als de regeering in alle opzichten de proef tot haar recht tracht te doen komen. Toch wordt er veel gedaan en is er op menig succes te bogen, zoo, dat mag gevraagd worden, of hier niet een nieuwe richting ingeslagen wordt, welke meer aandacht en toepassing vraagt en welke bij eventueele reor ganisatie van het strafwezen object van studie kan zijn. 374

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 40