ook dezen kant op willen, getuige de al sterker wordende belang stelling van die zijde voor Spijkerboor en het lot der dienstweigeraars zoowel als dat der militaire gevangenen. Wij vertelden iets van Spijkerboor. Het zou goed zijn met het oog op komende reorganisatie van het gevangeniniswezen, speciaal de zaak der militaire gevangenen nog breed er te bezien, want het komt ons voor, dat hier een terrein is, waar nog veel moet veranderen en verbeteren. In het algemeen zou het van groot belang zijn, als er eenige hoogstaande mannen konden gevonden worden, die in staat gesteld werden het reddingswerk zóó instens ter hand te nemen, dat zij den soldaat ter zijde konden staan vanaf het oogenblik van zijn val tot aan-, zelfs tot in zijn terugkeer in de maatschappijmannen, die hem opzoeken op de plaatsen, waar hij zit, die contact zoeken met zijn superieuren, met zijn familie, met zoo noodig genootschap pen tot zedelijke verbetering van gevangenen, met werkgevers, enz. Hier ligt o a. mooi werk voor de geestelijke verzorgers, maar dan eischt dit speciale krachten, mannen die verstand van dit werk hebben en die zeer nauw contact met elkaar houden. Werken te hooi en te gras, van den hak op den tak, tusschen allerlei ander werk in, lijkt ons ongewenscht, althans wanneer men de zaak in den breede organiseert over alle militaire gevangenen (bijv. in Spijkerboor of zoo noodig op een enkele speciale plaats vereenigd). Er moeten niet allerlei menschen op de gevangenen worden af gestuurd, nu deze dan gene, maar beter is een zeer enkele, doch dan ook een, die hen door en door kent en die hij zijnerzijds leert kennen, van wie hij hoort en weet, dat deze hem een steun wil zijn, een schutsengel op zijn pad. Goed aangepakt, moeten zeer vele militaire gevangenen onge twijfeld weer voor de maatschappij en voor hun familie kunnen worden behouden. En dit is wel zóóveel waard, dat in de Kamers, in de Departementen, in de Pers en in heel ons volk volle aan dacht aan elke poging daartoe worde gewijd. N. Rott. Ct., Mail-Ed. 4 Febr. 1920. De iraarde pan het roode leger. Het H. N. verneemt uit Parijs: Ciugureana, de Bessarabische staatssecretaris, die kort geleden met een vrijgeleide van Trotsky en Lenin een reis heeft gemaakt lang de bolsjewistische fronten en daar de roode troepen in oogenschouw heeft genomen, heeft over zijn indrukken het volgende verklaard 377

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 43