wordt naar den tijd, dien men in dienst heeft doorgebracht, terwijl eerst daarna op den rang wordt gelet Zoo kan het voorkomen bij deze bezoldigingsregeling, dat in dezelfde compagnie of in dezelfde afdeeling een sergeant eerste klasse meer traktement geniet dan de sergeant-majoor. Ook kan het voorkomen, dat een 2e luitenant, waarnemend compagnies commandant, minder traktement geniet dan een ondergeschikt onderluitenant. Verder—echter niet in de zelfde afdeeling—dat een luitenant meer traktement heeft dan een kapitein van een ander wapen, dat een kapitein meer traktement heeft dan een majoor, enz. Een en ander had ten doel te voorkomem, dat de trage gang van de bevordering bij eenig onderdeel aanleiding zou kunnen zijn, dat men alleen daardoor op lager tractement zou blijven. Nu is het voorgaande niet geheel van toepassing op de verhouding tusschen de beide genoemde groepen, korporaals 2e en soldaten le klasse, omdat ook bij gelijken diensttijd de lager in rang zijnde Euro- peesche 'soldaat hooger bezoldiging kan hebben dan de inheemsche inheemsche korporal 2e klasse, doch neemt men ook in aanmerking, dat bij de nieuwe indeeling van de infanterie de beide groepen niet meer tot elkaar in dienstverhouding zullen staan dan wellicht alleen in zeer toevallige omstandigheden en houdt men er verder rekening mede, dat die korporaal 2de klasse eigenlijk geen volwaar dig korporaal is, hem den volwaardigen dienst van korporaal ook niet wordt opgedragen, maar hij, als ik het zoo uitdrukken mag, meer als duivelstoejager moet worden beschouwd, dan behoeft men niet te vreezen. dat uit dit verschil in bezoldiging bezwaren voor de dienstverhouding zullen voortvloeien. Bovendien, ik wil dit nog herhalen, blijven de korporaals en de sergeants 2de klasse slechts gedurende den overgangstijd bestaan. Ten slotte moet ik er op wijzen, dat de aanvullingstroepen gelei delijk zullen verminderen en ten slotte geheel zullen verdwijnen. Ik releveer dit opzettelijk, omdat de heer Teeuwen er in het bijzonder de aandacht op heeft gevestigd, dat deze toestand spoedig moet intreden, maar dit zal eerst geschieden, wanneer de eenmaal in dienst zijnde personen de gelegenheid gehad hebben om hun volle pensioen te verdienen; dit is hun recht. Dus zoolang de in dienst zijnde personen hun pensioen niet ver diend hebben, zullen de aanvullingstroepen nog blijven bestaan. De heer Teeuwen: Ik heb ook niet gezegd om ze te laten verdwijnen, maar om ze niet meer aan te werven. De heer Rietschoten, Commandant van het leger, Hoofd van het Departement van OorlogJa, ja, maar spoedig hebt U ge vraagd. Dat kan niet, voordat die menschen hun pensioen hebben verdiend. Verder is door deze twee sprekers een poging gedaan om de verhouding, welke is voorgesteld tusschen de soldij van de aanvul lingstroepen en die van de inheemsche troepen, gunstiger te maken 384

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 50