De heer Bergmeijer heeft een opmerking gemaakt naar aanleiding
van hetgeen in het verslag is gezegd over de toelage aan gehuwden.
De heer Bergmeijer heeft wel bij voorbaat gezegd, dat militairen
geen verstand hebben van dat soort zaken, maar od gevaar van
datzelfde verwijt weer te zullen moeten hooren, meen ik nu met
aandacht de Memorie van Antwoord ie hebben nagelezen, te mogen
verklaren in dit gedeelte niets te hebben kunnen vinden, wat aan
stoot behoeft te geven. In de Memoerie van Antwoord staat toch
het volgende: Waar door de militaire bezoldigingscommissie ten
behoeve van officieren en militairen beneden den rang van officier
voorstellen zijn gedaan om gratificatiën of tegemoetkomingen voor
kinderen toe te kennen, heeft zij d i. de commissie zich op
het standpunt gesteld, dat de betrokken militairen niet mogen
worden ontheven van de verantwoordelijkheid voor het vormen
van een gezin en wil zij daarom die gratificatiën of tegemoetkomingen
voor ten hoogste 2 kinderen toekennen. Hiermede wordt door de
Regeering ingestemd.
Het is een bloote formuleering van de omstandigheid, waarom
men niet gegaan is tot het toekennen van gratificatiën tot en met
twaalf kinderen en meer, maar zich beperkt heeft tot 2 kinderen.
Deze mededeeling slaat echter uitsluitend op de financieele gevolgen,
welke het voorstel zal hebbener wordt geen oordeel uitgesproken',
noch wordt zelfs eenige aanwijzing gegeven voor de opvatting, dat
het de bedoeling zou zijn om door die mededeelirrg propaganda
te maken voor het twee-kinderenstelsel De bezoidigingscommissie
heeft zich daar geheel buiten gehouden, de Regeeririg ook, in ieder
geval kan ik den heer Bergmeijer verzekeren, dat toen de bewuste
zinsnede werd gesteld, aan de uitlegging daarvan thans door hem
gegeven, allerminst is gedacht.
De voorlaatste spreker was de heer Waworoentoe. Voor zoover
noodig is in het voorgaande reeds een antwoord op zijne opmer
kingen besiotenalleen moet nog nadrukkelijk worden vermeld, dat
hetgeen door dien geachten spreker is medegedeeld ten aanzien
van den geest van zijne militaire landgenooten, met groote waar
deering is aangehoord.
Ten slotte de heer Valkenburg. De eerste vraag van dat geachte
lid is geweest inlichtingen te mogen erlangen over den grondslag,
welke men genomen heeft voor de voorgestelde bezoldiging van
de hoofdofficieren. In algemeen zin heeft de commissie bij het vast
stellen van de bezoldiging voor de hoofdofficieren geen ander
beginsel gevolgd dan wat als algemeene lijn aan de bezoldigings-
voorstellen ten grondslag ligt en daarnaast in aanmerking genomen,
dat de majoor ongeveer f 100 meer traktement moet hebben dan
de kapitein en de luitenant-kolonel f 150 meer dan de majoor. Daar
om zijn dan ook de bezoldigingen achtereenvolgens gebracht op
f 750 tot ten hoogste f 1100 voor den majoor en voor den luitenant-kolo
nel op f 900 tot f 1200. Verder is voor den kolonel f 100 meer voorgesteld
dan voor den luitenant-kolonel, terwijl ten slotte de voorgestelde bezol
diging van den generaal- majoor in evenredigheid met die van den daar
aan voorafgaanden rang is vastgesteld. Inderdaad was die vaststelling
dus eenigszins willekeurig, en daarom heeft de Raad van Indië indertijd
402