Nu zou m i. de naam brigadier we! kunnen vervallen, maar ik heb gisteren reeds gezegd, dat ik over een naam niet wil twisten en doe ik er dus het zwijgen toe. Een andere kwestie is het verschil in traktement tusschen den korporaal 2e klasse van de inheemsche troepen en den soldaat le klasse van de aanvullingstroepen, waarover de heeren Soselisa en Laoh ook al het woord hebben gevoerd. Dat het een moeilijke zaak is, begrijp ik zeer goed; het is heel eenvoudig om het tiaktement van den inheemschen korporaal >e klasse zoodanig te verhoogen, dat hij evenveel krijgt als de aanvullings-soldaat le klasse, maar de financiëele consequenties mogen toch niet worden verwaarloosd. Nu vraag ik mij af, of er niet een weg is om de moeilijkheid te ontgaan Gisteren is er reeds op gewezen, dat de Regeering de toezegging gedaan heeft zoo spoedig en zooveel mogelijk verdere uitzending van ongegradueerden van buiten Indië te zullen staken, waarmede natuurlijk de aanvullingssoldaat van zelf verdwijnen zal en daarmede het hinderlijke verschil in soldij. Maar op het oogenblijk zijn die menschen er nog en bestaat het verschil dus ook. Nu is bij mij het denkbeeld gerezen, of het niet mogelijk zou zijn de aanvullingssoldaten le klasse te noemen aanvullingskorporaals 2e klas se. Door hun den rang van korporaal te geven, verdwijnt de moeilijk heid, want er kan geen sprake van zijn, dat de inheemsche korporaal tweede klasse zich gegriefd zal gevoelen, omdat een ranggenoot van de aanvullingstroepen meer krijgt. Dat is maar een voorstel, dat ik den Regeeringsgemachtigde gaarne in overweging zou willen geven, omdat het mij een practische oplossing lijkt van het vraagstuk Ik kom nu op de pyrotechnisten en begin met te zeggen, dat ik hieromtrent niets heb aanbevolen. Ik heb gisteren alleen de vraag gesteld, waarom de pyrotechnisten, wanneer zij een zekeren rang bekleeden, niet in dezelfde bezoldigingschaal zijn opgenomen als de artillerie-werklieden Ik heb daaromtrent niets aanbevolen, omdat ik toen en nu nog niet op de hoogte ben van de motieven, die hebben geleid tot de verschillende rangschikking. Ik heb mij dus slechts bepaald tot een vraag, die ik thans herhaal. Wat de stafmuziek betreft, ik heb gisteren alleen gevraagd, evenals in het Afdeelingsverslag gedaan is, in hoeverre men kan verwachten, dat tengevolge van de nieuwe salarisregeling, de toeloop zal ver meerderen en het verloop zal verminderen. Ik heb gisteren in het licht gesteld, dat door de nieuwe salarisregeling men hier 2H a 3 maal zooveel ontvangt als de stafmuziek in Nederland, maar waar het voornamelijk op neerkomt, is de zinsnede in de Memorie van Antwoord, waarin staat: dat wanneer de toeloop na de nieuwe salarisregeling niet zal toenemen, dit aan andere oorzaken zal moeten worden toegeschreven dan aan de salarissen, en nu heb ik gisteren gevraagd, wat men daarmede bedoelde. Ik herinner mij niet antwoord daarop te hebben ontvangen, tenzij mij de daarop betrek king hebbende woorden van den Regeeringsgemachtigde ontsnapt zijn. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Ik heb willen zeggen,dat tot nu toe de stafmuzikanten e en le klasse, die een solopartij 411

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 77