Van daar, dat het noodig was de salarissen te verbeteren, en nu
hoop ik maar, dat de salarisverbetering, die zij nu zullen krijgen,
voldoende is, om de voornaamste krachten en ook and ren, die
een meer bescheiden taak zullen vervullen en riet meer uit de
aanvullingstroepen te verkrijgen zullen zijn, werkelijk in voldoenden
getale uit Holland te doen overkomen. In aansluiting daarmee,
Mijnheer de Voorzitter, wil ik uitbreiding geven aan hetgeen ik
gisteren gezegd heb, nl. incidenteel het denkbeeld in overweging
geven, om de bestaande stafmuziek om te vormen in een muziek
school, om menschen van dit land op te leiden. In Japan heeft
men iets dergelijks gedaan en met vrij groot succes.
De heer Djajadiningrat: Men kan er een stafgamelan van
maken.
De heer P a b s tDaar heb ik niets op tegen.
Mijnheer de Voorzitter! Ik kom thans tot de 2 amendementen,
die ik heb ingediend, nl betreffende de gratificatiën aan de leerlingen
der hoogere krijgsschool en de salariëering van de olficieren-ma
gazijnmeesters.
Ik heb vooropgesteld, dat ik mij bij beide amendementen heb
geplaatst op het standpunt, dat gelijke rangen gelijke bezoldiging
verdienen. En om te beginnen met de officieren afkomstig van de
hoogere krijgsschool, moet ik al dadelijk zeggen, dat de uiteenzetting
die ik zooeven van den regeeringsgemachtigde gehoord heb, mij
eigenlijk versterkt heeft in mijn opvatting, dat het toekennen van
een gratificatie voor welgeslaagde studie ten slotte nog de beste
oplossing is.
Het staat vast, en wij zullen het daarover allen wel eens zijn,
dat iemand, die zijn bekwaamheid genoegzaam getoond heeft, recht
heeft on een zekere belooning voor den zwaren studietijd, dien hij
heeft doorgemaakt Nu wil ik deze belooning met de militaire be
zoldigingscommissie geven in den vorm van een gratificatie.
De Regeering zegt: neen, ik wacht tot zij in den generalen staf
zijn en geef dan meer tractement. En nu heb ik van mijn kant
gezegd, dat dit onbillijk is, en de regeeringsgemachtigde heeft dat
toegegeven, want de een blijft veel korter bij den generalen staf
dan de andere, zoodat de belooning, die ligt in de tractementsver-
beterirg, voor den een veel grooter dan voor den ander kan zijn.
Nu heeft de regeeringsgemachtigde gezegd en ik meen, dat
de ambtelijke voorschriften dat ook zeggen dat iemand geen
recht kan doen gelden op plaatsing bij den generalen staf. Maar
dan kan hij in het stelsel van de Regeering geen recht doen gel
den op een rechtmatige beiooning; besluit men tot een gratificatie,
nadat het eindoordeel is uitgesproken, dan wordt het toekennen
van een belooning na welgeslaagde studie onafhankelijk gemaakt
van plaatsing bij den generalen staf.
Vandaar dat ik met de heeren Valkenburg en Bergmeijer een
amendement ingediend heb, waarbij wij vasthouden aan gratificaties.
Ik heb er niets tegen, wanneer die gratificatie woidt toegekend
na het eindoordeel, dat hier te lande wordt uitgesproken, zijnde
413