door hem gisteren besproken rekest van een der Ambonneesche
militairen is opgesteld iii een toon, welke aanstoot geeft aan mijn
genoemd medelid en zijne landgenooten.
Ik moet dan ook nadrukkelijk verklaren, dat de meerderheid mijner
landgenooten zich in dit opzicht aan mijne zijde schaart, en dat ik
den steller van het evenbedoeld rekest reeds ernstig heb onder
houden.
De heer Van derjagt: Mijnheer de Voorzitter door den ge
machtigde der Regeering is in zijn rede van hedenmochtend om.
gezegd geworden, dat de Regeeringsgemachtigde tot zijn spijt had
aangehoord, dat ik hier gisteren, waar ik het Binnenlandsch Bestuur
ter sprake bracht bij de bespreking over de verhooging van de mili
taire salariëering, toen meer had gesproken als voorzitter der ver-
eeniging van bestuursambtenaren, dan wel als lid van den Volksraad.
Dat de gemachtigde der Regeering, die opmerking heeft gemaakt,
Mijnheer de Voorzitter, heeft mij allerminst verbaasd.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Mag ik U even in de rede
vallen? ik heb gezegd.dat Uw rede op mij meer den indruk heeft
gemaakt, van te zijn gehouden door den voorzitttr van den bond
van bestuursambtenaren, dan door het Volksraadslid. Echter heb ik
daaraan toegevoegd, dat die indruk verkeerd was, omdat uit ver
schillende uitingen van den spreker viel te ontwaren, dat hij niet
in eerstbedoelde functie had gesproken, en zijn rede ook niet in
dien zin had bedoeld. Voorst dat het betreurd werd, dat die ver
keerde indruk kon worden gevestigd.
De heer Van der |agt: Mijnheer de Voorzitter, ik neem de
woorden van den gemachtigde van de Regeering gaarne over, maar
niettemin moet ik toch erbij verklaren, dat ik die woorden voorzien
had Ik heb immers gisteren zelf reeds gezegd dat, waar men als basis
van de nieuwe regeling van de salariëering van officieren als grond
slag had genomen de salariëering van het binnen andsch bestuur,
en ik, wanneer ik ging SDreken voor het binnenlandsch bestuur of
dit ter sprake bracht, liever gezegd, ik mij genoodzaakt zou zien
dit zijn de woorden uit het stenogram van mijn rede van gisteren,
dat ik hier voor mij heb liggen—althans mij den schijn zou gaan geven,
hier een horatio pro domo te gaan houden, wat ik eigenlijk
toch niet zou doen. Dat zijn de woorden, die ik gisteren heb ge
sproken, Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof, dat hieruit wel degelijk
is af te leiden, dat ik, hetgeen de Regeeringsgemachtigde thans heeft
gezegd, heb voorzien. Het is niet anders uitgekomen dan ik had
verwacht en tot mijn genoegen heb ik zooeven de verbetering ge
hoord van den gemachtigde van de Regeering, waaruit blijkt, dat
het zijnerzijds een opmerking op zichzelf is geweest en niet meer.
Ik kan er overigens bijvoegen, dat het natuurlijk uiterst moeilijk
is een grens te trekken, wanneer er sprake is over het korps bin
nenlandsch bestuur, tusschen dat korps en mijn functie als lid van
den Volksraad. Ik heb het bij den Regeeringsgemachtigde hetzelfde
415