gehad, wanneer Zijne Excellentie aan het woord was en mij wel eens afgevraagd, wie spreekt er nu eigenlijk: de gemachtigde van de Regeering of Zijne Excellentie de Legercommandant? zonder dat ik ook maar een moment minder gaarne heb toegeluisterd. Integendeel, ik luisterde altijd met het grootste genoegen naar de woorden van Zijne Excellentie, wanneer de Legercommandant. ik bedoel de Regeeringsgemachtigde, aan het woord was. En wat mij daarbij vooral altijd heeft getroffen, Mijnheer de Voorzitter, wat altijd ten sterkste mijn sympathie heeft gehad al heb ik dit ook nooit geuit dat is het vuur, het jeugdige vuur en de klem, waarmede juist Zijne Excellentie de Legercommandant,ik bedoel alweer de Regeeringsgemachtigde, altijd is opgekomen voor zijn corps en voor zijn officieren. Wanneer alle chefs van dienst dit deden, Mijnheer de Voorzitter, dan zou er heel wat minder misverstand en heel wat minder ontevredenheid op deze wereld bestaan, dan nu het geval is. Wat verder de overzichtstaat betreft, die door den gemachtigde van de Regeering is gereleveerd geworden, de opmerking, daarbij gemaakt, is volkomen juist, dat ik er niet op heb gewezen, dat in dien staat reeds opgenomen was een zeker bedrag voor vrije ge neeskundige behandeling en dito medicijnen. Dat is een verzuim mijnerzijds geweest, een verzuim, dat echter door mij, meen ik, reeds dadelijk goed werd gemaakt door dienzelfden staat over te leggen na afloop van mijn rede aan den gemachtigde van de Re geering. Bovendien is het bedrag, dat daarvoor is opgebracht geworden, ik zal het niet minimaal noemen, toch een bedrag, dat weinig gewicht in de schaal legt. Ik heb toch gisteren tevens doen uitkomen de groote kosten, die verbonden zijn aan het verkrijgen van geneeskundige hulp in het binnenland in verband ook met de verhooging van de geneeskundige tarieven. Ik moet dan ook er bij blijven, dat de schaal, wanneer men alles bij elkaar neemt, m.i. overslaat in het voordeel der officieren, wanneer de nieuwe regeling hunner salariËering wordt gesanctionneerd. De gemachtigde der Regeering heeft voorts de decoratieve be- teekenis van het officierskorps hier eenigszins railleerend behandeld. Ik kan daarin geheel meegaan vast overtuigd, als ik ervan ben, dat het absoluut niet was een derogeeren aan de waardeen beteekenis, die men toekent en ook van de zijde der burgermaatschappij zeker zal blijven toekennen aan de decoratie, die men in het militaire verworven heeft. Al is het waar, dat in den laatsten tijd ook dit de democratische richting uitgaat. Deze richting is men bij het binnenlandsch bestuur reeds veel eerder gaan voelen, ook wat betreft het representatieve en decoratieve van de civiele ambtenaren, hetwelk zich hierin heeft geuit men kan zijn regeeringsalmanak naslaan en kan dan zien, hoe weinig decoraties er voorkomen bij het binnenlandsch bestuur dat er in den laatsten tijd, den oorlog niet meegerekend geen decoraties meer zijn verleend dan alleen een enkele Oranje Nassau-orde. Het eigenaardige is, dat het verleenen van deze orde, aan zoo'n ambtenaar, dan niet is geschied voor diensten, die hij als zoodanig den Lande heeft bewezen, doch in een bij-betrekking of een bijfunctie. 416

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 82