De heer Van Rietschoten, Commandant van hst Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: U vergist U, zij bereiken na 10 jaar f 320, na 16 jaar f 380, tenzij zij voor dien tijd onder luitenant worden. De heer Van der Jagt: U hebt gelijk. Maar het blijft waar, dat een assistent-apotheker, die in particulieren dienst goed voldoet al spoedig, zoo niet van den aanvang af, het dubbele salaris heeft' van wat de militaire assistent-apotheker ontvangt. Wat in particu lieren dienst moet ingehaald worden door het gemis van pensioen kan daardoor en met behulp der uit te keeren gratificaties ook zeer gemakkelijk worden oververdiend De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Dat is nog de groote vraag. De assistent-apotheker in particulieren dienst kan voor zichzelf misschien meenen beter uit te zijn, terwijl hij dit niet is, wanneer hij voldoende rekening houdt met de risico, welke hij heeft te dragen. Moet hij door ziekte of andere omstandigheden zijn betrekking ontijdig neerleggen, dan kan hij in particulieren dienst elders weer op een aanvangssalaris beginnen. In gouvernements dienst krijgt hij in bepaalde gevallen verlof en vrij reizen naar Europa en hij dient na ommekomst van de onderbreking van zijn dienst tijd door met medetelling van zijn vroeger verkregen diensttijd. De risico is bij de particuliere traktementen in het traktement inbegrepen. De heer S a s t r o w i d j o n oMijnheer de VoorzitterIn twee den termijn sprekend, wensch ik in de eerste plaats mi n dank te betuigen aan den Regeeringsgemachtigde voor de door hem ge sproken woorden. In de tweede plaats acht ik het gewenscht mijn standpunt nader toe te lichten. Met nadruk wil ik hier verklaren, dat de voorgestelde bezoldiging der mindere militairen voldoende geacht kan worden. De voorstellen ter herziening van de be zoldiging van de officieren der aanvullingstioepen komen mij echter te hoog voor. Mijn bezwaren nu, waarom ik mijn stem zal moeten onthouden aan de voorgestelde regeling voor die categorie militairen zijn van tweeërlei aard. Ten eerste is het voor mij de vraag, of andere vitale belangen van Indië niet zouden moeten lijden onder de financiëele gevolgen van deze regeling Ten tweede vrees ik, dat de onderwerpelijke regeling in de toe komst zou kunnen leiden tot een te hoogen opzet van de andere salarissen. Deze regeling toch mag geen antecedent worden voor nieuwe hoogere regelingen voor andere landsdienaren Wat mijn eerste bezwaar betreft, als ik goed begrepen hebt, heeft de Regeeringsgemachtigde zooeven reeds een bevredigend antwoord gegeven, toen hij namelijk zeide, dat de Regeering tot de con clusie is gekomen, dat de verzorging van andere vitale belangen niet behoeft te lijden onder de consekwenties van de voorgestelde 420

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 86