de Nederlandsche vlag over deze landen wappert, in de eerste
plaats voor Nederlands zonen gezorgd wordt. De eisch van kennis
der Nederlandsche taal spruit dan ook voort uit de Nederlandsch-
nationale gedachte.
Als Indisch nationalist ben ik verplicht daartegen op te komen
en ben ik verplicht den eisch te stellen, dat de inheemsche
krachten de voorkeur moeten hebben boven de geïmporteerde.
Bij herhaling wil ik tegenspreken, dat uitsluitend aan het kennen
van de Nederlandsche taal verbonden moet zijn het bezit van ont
wikkeling, nog erger van meer ontwikkeling.
Al moge deze stelling al eenige waarde hebben, toegepast op de
hoogere rangen, waar kennis van talen niet enkel en ook niet in de
eerste plaats van de Nederlandsche taal noodig is om het vak bij
te houden, de stelling gaat niet op voor de rangen, als waarvan
hier de rede is.
Voor een goed en juist contact met het mindere personeel is
meer noodig de kennis van de Maleische taal. Als er dus een taal-
eisch gesteld moet worden, dan zal deze eisch moeten zijn, dat zoowel
het kaderpersoneel als het hoogere personeel goed, zoo niet zéér
goed, op de hoogte van de Maleische taal moet zijn.
Het kennen van de Nederlandsche taal moet aan het individu
overgelaten worden. Eischt zijn belang werkelijk, dat hij de Ne
derlandsche taal kent, om later na pensionneering een goed bezol
digde betrekking te kunnen verkrijgen, dan zal hij wel niet nalaten
ter verwerving van die kennis het noodige te doen. Ik zou zelfs
willen aanbevelen, dat ook in het leger meer gelegenheid gegeven
wordt zich die kennis eigen te maken. Het ware desnoodig te
beschouwen als een der middelen om het dienen in het leger
aantrekkelijk te maken.
Maar het gaat niet aan, dat de kennis van de Nederlandsche taal
twee malen wordt gewaardeerd, de eerste maal in dienst, door het
toeleggen van 60 tot 100 gulden per maand meer en de tweede na
het verlaten van den dienst door de aanwezigheid van betere kan
sen een goed bezoldigde betrekking te bezetten.
Ook moet ik wederom bestrijden, dat de plannen der Regeering ten
deze overeenstemmen met het beginsel om tegenover gelijke rechten
ook gelijke plichten te stellen. De van Nederland gekomen sergeant
kent de Nederlandsche taal vanzelf, omdat hij een Nederlander is.
De inheemsche sergeant daarentegen moet deze hem vreemde taal
nog aanleeren. Op de inheemsche kracht wordt dus één plicht
meer gelegd, terwijl met zijn kennis van het Maleisch in het ge
heel geen rekening gehouden wordt. Is het aanleeren van een vreemde
taal ai moeilijk, de moeilijkheid wordt grooter, waar de gelegen
heden daartoe onvoldoende in aantal zijn.
De heer Valkenburg zou ik willen toeroepen, dat voor massabetrek
kingen de eisch niet moet zijn kennis van de taal der geïmporteerden,
maar kennis der gebruikelijke inheemsche taal, ook voor de geïm
porteerden.
De Regeeringsgemachtigde heeft in antwoord op de door den
heer Sastrowidjono geopperde bezwaren omtrent de voorgestelde
te hooge tractementen gezegd, dat het in de hand der inheemschen
432