Overwegende nu, dat de Krijgsraad vorenstaande als juist aanvaar dende, thans behoort te overwegen, wie klager i.e. krijgstuchtelijk zal straffen; Overwegende nu, dat de Krijgsraad uit het zooeven aangehaalde artikel 71 lid 2 tot de overtuiging komt, dat hier niet anders dan de disciplinaire autoriteit de aangewezene is en in die meening bij gevallen wordt door VAN Dijk, die in zijn: Wetboek van Militair Strafrecht en Wet op oe Krijgstucht blz. 258 sub. h tot de slotsom komt, dat de krijgstuchtelijke bestraffing ter zake aan de bevoegde militaire autoriteit behoort overgelaten te worden Gelet op ind. Stb. 1919 No. 11 en 74. BESCHIKKENDE Verklaart den inhoofde dezes genoemden klager WIRIOP A WIRO algemeen stamboek No. 93111. a. geheel en al ongegrond in zijn klacht over de hem opgelegde straf van plaatsing in de 2e klas van militair discipline, hem op 23 Januari 192Ü opgelegd door van Drimmelen, kapitein wd korpscomaandant, met omschrijvende reden b. handhaaft die straf en strafreden; c. verklaart de door klager gedane klacht dermate ongegrond en lichtvaardig, dat zij aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven; d. gelast, dat een afschrift van deze beschikking aan de bevoegde disciplinaire autoriteit zal worden toegezonden met opdracht klager ingevolge de Wet te straffen; Aldus genomen op heden Zaterdag, den acht en twintigsten Februari negentien honderd en twiniig bij ons de Majoor der Infanterie H G- Cerritsen. de Kapitein der Infanterie T H. L. Certh van Wijk. de Kapitein der Infanterie H. Dubourg. de 1ste Luitenant der Militaire Administratie H. A. J. Willemse. de 1ste Luitenant der Infanterie J. Mansvelt Beck. de 1ste Luitenant der Infanterie H. R. A. Bernoster. de 1ste Luitenant der Infanterie j, H. B. Jaspers. President en Leden van den Krijgsraad in bijzijn van den Auditeur Militair 'in kennisse van mij. De Auditeur Militair, De President, (wg) Blom (w.g) HC. Gerritsen 472

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 18