De voorstanders der sterke voorhoeden ontkenden dat gevaar niet;
maar meenden dit te kunnen vermijden door goede opleiding en de
aanwezigheid van den A.B. bij de voorhoede, waardoor hij gemak
kelijk remmend kon ingrijpen. Bovendien zou hij invloed kunnen
uitoefenen op de wijze van ontwikkeling, overeenkomstig zijne voor
nemens.
Inderdaad kon de sterkte der voorhoede niet eens voor altijd wor
den aangegeven. Vandaar, dat ons V.V. aangeeft, dat de sterkte
aan infanterie naar gelang van de omstandigheden zal afwisselen
tusschen 1/8 en 1/3 der totale sterkte aan infanterie. Toch heeft
men het beginsel behouden, dat als regel de aangewezen plaats van
den A.B. bij de voorhoede is.
De ervaring echter, waarop die regel gegrond is, is die van de
oorlogen vóór 1870, toen het gewoonte was, de voorhoede zeer ver,
eenige uren, corns een halven of heelen dagmarsch, zooals in 1866
bij Nachod en Gitschin, vooruit te zenden.
Mede juist door diezelfde ervaring kwam men nu tot andere
denkbeelden omtrent het gebruik van de voorhoede en omtrent den
afstand, waarop zij zich vóór de hoofdmacht moest bevinden, denk
beelden, welke bij ons zijn neergelegd in V.V., 1,159. Maar daar
door verminderde ook al dadelijk het gevaar, dat de voorhoede,
op grooten afstand vooruitgezonden, ir. allerijl druppelsgewijze zou
moeten worden versterkt, waardoor de A.B in zijne plannen ge
dwarsboomd zou kunnen worden.
V.V.,1, 156(2), geeft een middel aan, om de handelingen van den
voorhoedecommandant, nog vóórdat men in aanraking met den
vijand komt. ten opzichte van de te volgen gedragslijn, wanneer
eenmaal die aanraking is verkregen, in een bepaalde richting te lei
den, hem dus z n. te remmen. Zijn eenmaal de in ons V.V. bedoel
de bevelen gegeven, dan mag men toch wel aannemen, dat de
voorhoedecommandant in overeenstemming daarmede zal handelen;
anders zou de aanwezigheid van den A.B. bij ieder troependeel, dat
zich niet onder zijne oogen bevindt, noodzakelijk zijn. Bepaald
noodig is dus, uit dit oogpunt beschouwd, tijdens het gevecht der
voorhoede de aanwezigheid van den A.B. bij dat onderdeel niet.
Alleen, wanneer dergelijke bevelen niet kunnen worden gegeven,
zou het een voordeel kunnen zijn, dat de A B zich daar bevindt
om den anders geheel aan eigen initiatief overgelaten voorhoede
commandant te breidelen.
Nu is het bij groote afdeelingen, zooals brigades, niet aan te ne
men, dat niets of slechts zoo weinig van den toestand bekend is,
476