dat, mede in verband met het den A. B. gestelde doel, het niet mo
gelijk zou zijn, bevelen als ons V. V. in het aangehaalde punt be
doeld, te geven.
Alleen bij kleine afdeeüngen (bataljons, enz.) zou dit kunnen
voorkomen. Bij groote afdeeüngen is dus de aanwezigheid van den
A. B. bij de voorhoede niet noodig; slechts bij kleine afdeeüngen
zou zij vertischt kunnen zijn.
Wanneer nu de omstandigheden van dien aard zijn, dat het tot
eiken prijs ontwijken van het gevecht niet noodig is, datisdusb.v.
in het door G. H. 116 (1) bedoelde geval, dan zal de voorhoede
meermalen, om den A. B. de noodige gegevens voor zijn beslissingen
te leveren, al hare krachten moeten inzetten. Een energiek aan
voerder zal eerder de voorhoede ontwikkelen dan een voorzichtig
of weifelend Commandant.
Van een er van door gaan in 's vijands richting zal echter ten
gevolge van de uitwerking der hedendaagsche vuurwapenen geen
sprake zijn. In den laatsten oorlog is ook reeds bij de eerste gevech
ten gebleken, dat de met veel élan aangevangen aanvallen onder het
vijandelijk vuur al spoedig ontaardden in een langzaam, zeer lang
zaam terreinwinnen. Ook kleine, goed opgestelde afdeeüngen zijn
in staat veel sterkere troepen groot oponthoud te verschaffen. Elke
beweging kost veel tijd, waardoor de A.B. ook al bevindt hij zich niet
bij de voorhoede, de gelegenheid heeft om de handelingen van
haar commandant in de bepaalde richting te leiden, wanneer hem
dit noodig voorkomt.
Meermalen zal de voorhoede alleen niet sterk genoeg zijn om de
voor zijne beslissing noodige gegevens te verschaffen en zal de
A.B. daartoe onderdeden van de hoofdmacht mede in het gevecht
moeten werpen. Vooral energieke aanvoerders zullen zoolang mo
gelijk volhouden; menig aanvoerder verloor een gevecht,eenvoudig
omdat hij zich voor minder sterk hield dan zijn tegenpartij, die door
het gevecht evenzeer geschokt was als hij, soms nog in meerdere
mate, doch die volhield. In zoodanig geval zou de standplaats van
den A.B. bij de voorhoede zeker niet goed zijn, doch zou een meer
achterwaarts gelegen punt moeten worden gekozen, waar de be
richten van alle onderdeden gemakkelijk in ontvangst kunnen wor
den genomen. De noodzakelijkheid echter, om, behalve de voorhoede,
ook andere troependeelen aan te wenden om een goeden grondslag
te krijgen voor de te nemen besluiten, bewijst op zich zelf al, dat
dan van een onstuimig voorwaarts dringen weinig sprake zal zijn.
De aanwezigheid van den A. B. bij de voorhoede zou nog van
477