vijand daar aan zijn gezicht was onttrokken. Wat beteekende daar die eigen waarneming? In andere gevallen bevond hij zich nog meer nabij de vuurlinie, soms niet meer dan 50 M. daarachter, zooals bij de manoeuvre, toen de heuvels zuid van Poerwakarta moesten worden aangevallen, bij het oprukken naar Wanajasa, enz. Telkens had de A.B. van de gekozen standplaats ten gevolge van begroeiing zeer beperkt uit zicht maar zelfs al had hij van daar uit een schitterend uitzicht, dan nog zou zijn standplaats zoover naar voren geheel verkeerd zijn. De A.B. bedenke ook, dat de voordeelen, verbonden aan eigen waarneming, grooter zijn bij kleine dan bij groote troepenafdeelingen. Bij deze laatste zal van het gevechtsveld meermalen slechts een deel te overzien zijn en hangt de A.B. dus voor het beoordeelen van den toestand toch ai van de berichten der onderaanvoerders maar dan houdt hij zich beter meer achterwaarts, waar hij die berichten kalmer kan verwerken. Ook verloopt daarbij het gevecht veel langzamer dan bij kleine afdeelingen. Bij deze laatste kan voorts een geheel onverwacht stooten op den vijand eerder voorko men, en juist dat onverwachte maakt het snel beslissen meer noodig. Als voordeel van de aanwezigheid van den A. B. bij de voorhoede kan nog, indien eigen waarneming niet mogelijk zou zijn, worden aangenomen, dat hij de berichten van den voorhoedecommandant eerder ontvangt. Ook dit voordeel spreekt om bovengenoemde re denen meer bij kleine dan bij groote afdeelingen. Bovendien moet, wil het zijn waarde behouden, het mogelijk zijn, de op die berichten gegronde beslissing, snel aan de onderdeden mede te deelen en dit zal, onder overigens gelijke omstandigheden, bij kleine afdeelingen eerder kunnen geschieden dan bij groote door de kleinere afstanden, welke de onderdeden scheiden. In het algemeen zijn dus de voordeelen van die aanwezigheid, zoo zij door de omstandigheden werkelijk bestaan, bij groote troepen kleiner dan bij zwakke, bij de eerste meermalen zelfs van weinig waarde, terwijl zij vaak, vooral bij sterke troepenmachten, geheel geneutraliseerd en in de schaduw gesteld worden door de ernstige, aan die aanwezigheid verbonden nadeden. Deze zijn: 1. de kans, dat de A.B. zoodanig onder den indruk van het gevecht der voorhoede komt, dat hij alleen op de nooden van dat onderdeel let en het overzicht over het geheel verliest, zoodat de hoofdmacht niet in verband met den algemeenen toestand wordt gebruikt en dat hij ingrijpt in het gevecht der voorhoede; 480

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 30