zelfoefening eerste zich vertrouwd te maken met de bezwaren ver bonden aan een niet op manoeuvre-waarneming berustende gevechts leiding; als ook, dat bij de leiding van manoeuvres streng de hand daaraan wordt gehouden, anders zullen we menige teleurstelling onder vinden. Hoe vaak ziet men bij manoeuvres niet, dat de A. B., eenmaal zijn standplaats bij de voorhoede gekozen hebbende, daar blijft, om een overzicht te houden over het gevechtsveld, een overzicht, dat in werkelijkheid niet zou worden verkregen, maar dat in vredestijd de leiding vergemakkelijkt, omdat niet voldoende gelet wordt op het zich zoo min mogelijk zichtbaar maken. In werkelijkheid zou van een leiding van het gevecht onder die omstandigheden niets terecht komen. Het vorenstaande samenvattende, komt het mij beter, niet de aan wezigheid van den A B. bij de voorhoede als regel voor te schrij ven. De hoofdzaak is, dat hij in staat zij het geheel leiden. Te bepalen ware daarom, dat de A B daar zijn standplaats kiest, van waar hij meent, dat zulks het best kan geschieden, daarbij aan gevende, dat de voordeelen van zijne aanwezigheid bij de voorhoede bij kleine troepenafdeelingen grooter zijn dan bij sterke, terwijl de op te noemen nadeelen juist bij de laatste grooter zijn dan bij de eerste. In verband met het hierover ontwikkelde en met hetgeen zoo vaak bij manoeuvres kan worden waargenomen, kwam het mij niet ondienstig voor een ervaring uit den grooten oorlog in ruimer kring bekend te maken, waarbij het werk van Generaal Palat over dien oorlog is gevolgd. Wel is de beschrijving van het gevecht der 7e Fransche divisie op 22 Augustus 1914 daarin wel wat summier maar voor mijn doel toch voldoende. Als tegenmaatregel tegen de Duitsche omtrekking door België gelast Joffre een aanval van het 4de leger tegen het centrum der Duitschers met het doel dit te doorbreken. De aanval moest wor den gesteund door het leger, dat zich oost van het 4de bevond. De rechtervleugel van dit laatste werd gevormd door het 2de. de linkervleugel van het 3de leger door het 4de legerkorps; Oost van dit korps bevond zich het 5de legerkorps. Omtrent de Duitschers was het volgende bekend. Het zuidelijke deel van Luxemburg en meer in het bijzonder het zuidoostelijke deel was bezet; maar troepenbewegingen van belang werden niet waargenomen tusschen Etalle en Arlon waren slechts enkele bivaks of kantonne- menten van infanterie en artillerie gezien. 20 Augustus hadden de 482

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 32