over zuiver politieke overwegingen van een minister of van leden
der Volksvertegenwoordiging de meening van deskundigen meer dan
vroeger tot haar recht komen zou.
De Heer Heemskerk stond vrij wel aan de zijde van den Heer
van Karnebeek. Hij verlangde een „nationale oplossing" van
het militaire vraagstuk en voor de regeling daarvan een college,
waarin het nationale bewustzijn uitgesproken is. De kamer kan
geen deskundige adviezen geven en men kan ook niet alles laten
afhangen van een minister, die in een zekere politieke omgeving
zit, waarvan de invloed soms krachtiger is dan de spreker goed
oordeelde. Ook de Heer Heemskerk zinspeelde zeer duidelijk op
het beleid van den voorganger van Generaal van Rappard. Voorts
meende de Heer Heemskerk, dat, wanneer de Regeering zich
voortdurend door den Raad van Defensie laat adviseeren, dit tot
stabiliteit in legerzaken leiden zou.
De Heer Troelstra constateerde, dat de voorstanders van een
Raad van Defensie het defensiewezen willen onttrekken aan den
politieken strijd, waarmede hij zich niet kon vereenigen. Vreesde
hij wellicht, dat het advies van den raad in vele gevallen op de
Kamer meer invloed zou hebben dan de meening van den minister
of van zijn aanhangers en dus overeenkomstig de bedoeling zijner
collega's van Karnebeek en Heemskerk militair-technische over
wegingen de overhand zouden krijgen op de polilitieke overwegingen,
welke uit den aard der zaak in het ministeriëele beleid en in de
Kamer immer een groote rol spelen?
Jhr. de Savornin Lohman betoonde zich eveneens een voorstander
van een Raad van Defensie, maar op grond van overwegingen,
welke alles behalve vleiend voor de werkwijze van het Ministerie
van Oorlog zijn. De spreker kwam er rond voor uit er niet van
overtuigd te zijn, dat alle stukken, wefke de Kamer ontvangt van
het Ministerie van Oorlog, volkomen in overeenstemming zijn met
de inlichtingen, waarnaar verwezen wordt. Hij wijst op den daaruit
voortvloeienden wantoestand, dat een aantal officieren, dus onder
geschikten van den Minister, inlichtingen verstrekken aan Kamer
leden, zijnde dit het eenige middel om te vernemen, wat laatstge
noemden noodig hebben te weten. In een van den Minister
onafhankelijk college, waarin naast hooggeplaatste militairen ook
burgers zitting hebben, ziet hij een middel om.het besproken kwaad
weg te nemen. Op die wijze wordt een Raad van Defensie een
soort inlichtingsbureau voor de Kamerhierin stond de Heer Lohman
echter niet heel ver van zijn medeleden van Karnebeek en Heemskerk,
497