„dienen en waarin de.leden zitten, niet als ambtenaren deel uitma kende van het departement, zooals de Heer van Karnebeek be- „doelt, maar de hoofdofficieren van het leger belast met een speciale „functie (1) alsmede burgers, dan wordt het geheel iets anders". Dat deze woorden het voorloopig verslag bevat een gelijkluidende klacht niet overdreven zijn, zal iedereen, die eenigszins met de lijdensgeschiedenis onzer landsverdediging, zoowel in Nederland als in Indië, bekend is, van harte beamen. Als verzachtende om standigheid voor al die verscheidenheid van stelsels, uit den aard der zaak verbijsterend voor leeken op militair gebied, zooals de meeste leden der Staten-Generaal zijn, mogen gelden de nauwe grenzen gesteld door den tegenzin om veel personeele en geldelijke offers voor de landsverdediging te brengen, om niet te spreken van zuiver politieke overwegingen, welke nu eenmaal onafscheide lijk van een parlementair regeeringsstelsel zijn. Adviezen van zuiver militair-wetenschappelijken aard zouden de Kamer in staat stellen elk regeeringsvoorstel te bekijken ook van een ander, n.l. militair- technisch standpunt, los van politieke en financiëele factoren, zoodat zij daardoor beter voorbereid voor een oordeel zou zijn. Maar dan is het ook noodig, dat het college, waarvan die adviezen moeten uitgaan, uitsluitend uit militair-wetenschappelijk gevormde mannen bestaat. En nu is het eigenaardig, dat de Heer Lohnan deze consequentie niet aanvaardde. Op de opmerking van Generaal Eland, dat de adviezen van den Raad van Defensie zeer kostbaar in hun uitvoering zouden zijn onvermijdelijk, zou ik zeggen, want afdoende militaire toerustingen zijn altijd heel duur antwoordde de Heer Lohman, „dat ook burgers in het college moeten zitten, omdat dan „die zaak niet alleen uit een zuiver militair oogpunt, maar ook uit „het oogpnnt van de belangen der burgerij beschouwd wordt." (2). Ik zou zeggen, dat dit juist tot de taak der Kamer behoort, die de koorden van de beurs houdtal naargelang van omstandigheden vereenigt zij zich met het voorstel van den Minister, amendeert of verwerpt het, echter niet zonder te voren kennis genomen te hebben van het zuiver militair-wetenschappelijke standpunt, zoodat zij haar stem met volle kennis van zaken kan uitbrengen. 1) Hier bedoelt de spreker klaarblijkelijk de hooge legerautoriteiten. 2) In eerste instantie sprekende, betoogde de Heer Lohman, dat de verdediging zich naar haar eigen behoeften regelen en het volk zich daarnaar schikken moet. Dat klinkt heel anders dan wat nu wordt gezegd, dat de zaak, d.i. die van de verdediging, ook uit het oogpunt van de belangen der burgerij beschouwd worden moet. 499

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 49