In de tweede afdeeling hebben zitting de leden onder a, b en c
genoemdvoorts, zoo noodig, een of meer der onder h genoemde
leden, waaromtrent voor elk bijzonder geval de minister van oorlog
beslist, benevens twee niet-mililaire leden.
In de derde afdeeling hebben zitting de leden onder d, e, en i
genoemd, benevens de niet-militaire leden, die niet in de tweede
afdeeling zitting hebben.
Natuurlijk verheugde de jonggeborene zich in veler belangstelling
reeds bij de schriftelijke behandeling van het wetsontwerp tot
nadere vaststelling van de oorlogsbegrooting voor het dienstjaar
1908. De memorie van toelichting bevatte niets over het nieuwe
college, maar het voorloopig verslag liet zich niet onbetuigd. Zoo
verwachtten sommige leden, dat de Raad van Defensie de verant
woordelijkheid van den minister verzwakken zou, dat hij een
stootkussen tusschen Regeering en Volksvertegenwoordiging zou
worden. Eenige leden waren verbaasd, dat juist het kabinet-HEEMS-
KERK het initiatief tot instelling van den raad genomen hadzij
hadden liever een commissie als gevraagd door de motie-Talma en
zij verwachtten van een Raad van Defensie allerminst bezuiniging.
Verscheidene leden hadden bezwaren tegen de aanwezigheid van
hooge militaire autoriteiten in den raad. Deze hooge militaire auto
riteiten zouden geen sympathie voor nieuwe denkbeelden hebben,
omdat zij sedert lange jaren in de bestaande toestanden geleefd
hadden. Er werd aan getwijfeld, of zij tegenover den minister wel
de noodige zelfstandigheid zouden bezitten. Personen met ruime
inzichten en frissche denkbeelden waren volgens deze leden eerder
in de lagere rangen te vindenook vonden zij het burgerelement
niet sterk genoeg vertegenwoordigd. Sommige leden meenden zelfs,
dat de raad uitsluitend uit burgers moest bestaan.
Natuurlijk waren er ook voorstandersdezen wezen erop, dat de
instelling van den raad een enquêtecommissie naar het legerbeheer
volstrekt niet uitsloot. Zij verwachtten, dat de raad meer stabiliteit
in het beleid van het ministerie van oorlog zou brengen Het aantal
en de keuze van de burgerlijke leden, waarbij gedacht werd aan
vertegenwoordiging der voornaamste politieke groepen, werd verder
besprokenvermenging van defensie met politiek kwam ook hier
ter sprake.
Waarlijk niet zonder reden had de Heer Drucker in de vergadering
van 11 Maart gewaagd van het groote verschil van meening over
aard en wezen van een Raad van Defensie; er heerschte klaar
blijkelijk een zekere begripsverwarring, gemengd met oppositiegeest.
502