een deugdelijke regeling onzer landsverdediging zeer ter harte gaat,
dezen volgens hen noodlottigen invloed der politiek betreuren en
naar een geneesmiddel zochten. Zulk een geneesmiddel kon zijn
het advies van een geheel buiten de politiek staand en alleen uit
vakmannen samengesteld lichaam. Met een dergelijk, van zuiver
militair-wetenschappelijke zijde afkomstig advies voor oogen zouden
èn Regeering èn Kamer met meer kennis van zaken de politieke
hieronder ook te rekenen de financiëele motieven tegen de mili
tair-technische kunnen wegen en daarna een besluit nemen. Zoo
beschouwd, kan van een Raad van Defensie een heilzame invloed
uitgaan, maar dan behooren zijn adviezen een zuiver militair weten
schappelijk karakter te dragen, natuurlijk met beschouwing van de
maatschappelijke verschijnselen, weike rechtstreeks op de weermacht
van invloed zijn. Nu kan nog getwist worden over de vraag, in
hoeverre de in den raad benoemde burgerleden kunnen bijdragen
tot het slagen van het „deskundig onderzoek" naar mijn meening
is de Regeering in 1908 hierin te ver gegaan maar vertegenwoor
digers van politieke partijen behooren zeer zeker niet in den raad.
Wordt de Raad van Defensie voor een groot deel of geheel uit
burgers samengesteld, neemt men vertegenwoordigers der politieke
partijen erin op, dan wordt hij een miniatuur-uitgave van de Kamer,
waardoor de voordeelen van een zuiver militair-wetenschappelijk
advies, van politieke smetten vrij, gemist worden. Wil men aan
de behandeling in de Kamer zelve laten voorafgaan een onderzoek
door een miniatuur-Kamer, hetgeen meermalen aanbeveling verdie
nen kan, dan benoeme de Kamer uit haar midden een commissie
van voorbereiding.
Heelt de Raad van Defensie door het uitbrengen van duidelijk
en zakelijk gestelde adviezen zoowel bij Regeering als bij Volks
vertegenwoordiging een zeker gezag gekregen, dan zullen die
adviezen de zeer uiteenloopende politieke inzichten over het krijgs
wezen temperen en daardoor zal de invloed van de politiek op
het defensiewezen minder schadelijk worden, al wordt een toestand
van volkomen stabiliteit natuurlijk nooit bereikt. De Heer Ter Laan
verwachtte dit klaarblijkelijk welden 30sten Juni sprak hij de
vrees uit, dat de Raad van Defensie een blok aan het been van
opvolgende ministers worden zou. Spreker had blijkbaar geen hoog
denkbeeld van het verantwoordelijksgevoel en het eigen oordeel
van die ministers.
Het behoeft wel geen betoog, dat de leden van den raad niet de
eersten de besten mogen zijnals vakman moeten zij aan de hoogste
504