onder de rechtstreeksche bevelen van den departementschef. De Volksraad zou dan kennis nemen van de vergadering van militaire autoriteiten met voorbijgaan van de meening van hem, die onder de militaire deskundigen als de bekwaamste beschouwd en derhalve tot legercommandant en departementschef benoemd werd. Dan ware het beter het college in plaats van den Legercommandant te stellen aan het hoofd van het departement. Zoo beschouwd, wordt een Raad van Defensie als in Nederland bij ons onbestaanbaar. Nu zou men den Raad van Defensie uit één persoon kunnen laten bestaan, n.l. het Hoofd van het Departement van Oorlog, d.w.z. bij alle mi litaire regeeringsvoorstellen de meening van het Hoofd van het Departement van Oorlog, dus het oorspronkelijke voorstel, overleggen. Maar daartegen verzetten zich practische bezwaren. Immers, gewoon lijk wijst de Regeering het Hoofd van het Departement van Oorlog aan als haar gemachtigde om de landmacht betreffende voorstellen in den Volksraad te verdedigen. Wordt nu een van zoo'n voorstel afwijkende meening van het departementshoofd overgelegd, dan zou dat departementshoofd als regeeringsgemachtigde het voorstel van de Regeering moeten verdedigen, doch tegelijkertijd zijn eigen meening bestrijden. Dit is een ongerijmdheid. Nu zou de Regeering deze moeilijkheid kunnen ontgaan door de verdediging van haar voorstellen op te dragen aan een gemachtigde, die het geheel met die voorstellen eens is. Maar dan zou zij voor dit werk geen militair deskundige kunnen aanwijzen, daar het Hoofd van het Departement van Oorlog er zich hoogstwaarschijnlijk niet bij zou neerleggen, dat een zijner ondergeschikten in den Volksraad zijn opvatting van een zaak bestrijdt bij het verdedigen van een regeeringsvoorstel. Alies wel beschouwd, zijn er te veel bezwaren tegen een Raad van Defensie als in Nederland en doet men het beste door den toestand te Jaten, zooals hij is, n.l., dat de Volksraad te maken heeft alleen met de Indische Regeering. Het is nog mogelijk, dat onder den invloed der moederlandsche politiek de Indische voorstellen door den Minister van Koloniën gewijzigd worden voor hun indiening in de Staten-Generaal. Daar staat tegenover, dat door de behandeling in den Volksraad zoowel de oorspronkelijke Indische voorstellen als het advies van den Volks raad openbaar en dus ook in de Kamers bekend zijn, zoodat de Kamerleden niet uitsluitend op de toelichting van den Minister aangewezen zijn. Is dus een Raad van Defensie als die in Nederland voor Indië, althans bij het tegenwoordige Indische staatsrecht, niet aan te 508

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 58