concentreerde opstelling ingenomen, maar een „déploiement straté- gique" tusschen Montmedy en Belfort, zonder „avant-gardes straté- ques' veel te dicht bij de grens, en te veel in noordoostelijke richting om voldoende bewegingsvrijheid te houden. De Fransche generale staf had drie gevallen voorzien, n. 1.T een aanval door Noord-Zwitserland een frontaanval en een inval door België. Het concentratieplan hield alleen rekening met den front- aanval. Dus men nam zijn maatregelen op grond van ,,une idee" hetgeen verkeerd is. Bovendien schijnt men slechts gedacht te hebben aan een inval door België oost van de Maas, nooit ten westen van die rivier, waartoe men den vijand verlokte door ontwapening van de vesting werken in Noord-Frankrijk. Indien, zegt Schrijver, men onder dekking van strategische voor hoeden reeds dadelijk een concentratie en manoeuvres had bevolen analoog aan die, welke nu met uitgeputte menschen en paarden en met munitiegebrek uitgevoerd zijn aan de Marne, dan zou de eerste slag vermoedelijk aan de Aisne een overwinning geweest zijn, misschien minder miraculeus, maar in elk geval oneindig vruchtbaarder in zijn gevolgen. Schrijver zegt dan, hoe onbillijk het is den uitslag van den strijd bij Charleroi en Eriey te wijten aan de strijders. De fout was, dat men de strijders liet stuiten op een toestand, welke geheel anders was dan men hen had voorgespiegeld. Na het échec van 21 tot 24 Augustus heeft de generale staf in allerijl de Napoleontische beginselen weer aanvaard De „manoeuvre en retraite", schitterend georganiseerd, maar onder den indruk te ver doorgezet (50 K. M. zuid van Parijs), doch gelukkig door de regeering in het goede spoor gebracht (Marne). Ook in den lateren strijd heeft men fouten gemaakt door de Napoleontische beginselen te verwaarloozen. Dat beginsel was, dat men den strijd tegen de communicatieiijnen van den vijand voert Die lagen in den Balkan. Schrijver besluit, dat „les grands principes de stratégie burinés de Napoleon s'adaptent encore aux théatres des guerres modernes" In „Choses d'artillerie" behandelt Generaal le Gallais onder „Guerre de Stabilisation" in de eerste plaats de hoeveelheid artillerie benoodigd voor den aanval. Deze hoeveelheid is in de oorlogsjaren enorm toegenomen. Aan de Somme en elders heeft men geteld- een kanon van 7,5 cM. per 10 M. front, een loopgraafkanon per 10 a 12 M., een kort zwaar kanon (A.L.C.) per 15 M., een lang zwaar kanon (A H L.» per 12 M.,'ongeacht de zware artillerie voor groote afstanden (A L.G F.), in totaal een vuurmond per 3 a 4 M. van het aangevallen front. Het artillerie-overwicht is een der werkelijke oorzaken van het succes, in den positieoorlog is dit overwicht beslist noodig. r9'. welke de artillerie te vervullen heeft, is eenig en alleen: het de infanterie mogelijk maken vooruit te komen bij den aanval, tegen te houden bij de verdediging. 538

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 88