Dit wordt bereikt door: a. Spervuur en vuur tot tegenvoorbereiding (tir de barrage et contre préparation), b. vernielingsvuur (tegen hindernissen, loopgraven en wegen). c. vernielingsvuur tegen artillerie, of tenminste neutraliseerings- vuur daartegen (contre batterij). Al deze vuren hebben alleen zin, a's men het gewilde effect be reikt binnen een bepaalden tijd. Daartoe is een zekere dichtheid noodig. In de verdediging gebruikt men spervuur op één of op enkele af standen. De tijd, die ervoor beschikbaar is, is kort, de ruimte, die vriend en vijand scheidt, gering. Een groote vuurdichtheid is noodig. Alles vuurt dus op het belangrijkste aoel, de infanterie. Het vuur moet minstens 100—150 M. van de eigen infanterie blijv n. Als er niet zooveel ruitmte tusschen de beide stellingen is, moet die gemaakt worden door de eigen stelling achteruit te leggen. Het rollend spervuur (tir de barrage roulant) wordt bij den aan val gebruikt. Het gaat voor de inlanterie uit. Men kan dit op twee manieren doen, n 1. door voor de geheele aanvalsdiepte ineens te bepalen, dat het elke minuut over een bepaalden afstand wordt ver legd, dan wel van aanvalsobject tot aanvalsobject. Deze laatste methode acht generaal le Gailais beslist de beste, omdat alleen zij het mogelijk maakt, dat de bevelvoering nog eenigermate zijn invloed kan doen gelden. Het „tir de contrepréparation" dient om een voorgenomen aanval bij den tegenstander in de war te s'uren (14/15 Juli '18). Men kan dit vuur dus alleen toepassen, wanneer men gekomen is op welk uur de vijand den aanval zal beginnen, en begint dan zelf enkele minuten vroeger. Nog waarschuwt Schrijver, dat men met één batterij op een front van 200 M nooit een spervuur kan afgeven Om infanterie te gen te kunnen houden, moet men over een veel grootere vuur dichtheid beschikken, dan men op deze wijze verkrijgt. Vernielingsvuur is alleen mogelijk met veel munitie, nauwkeurige bekendheid met plaats en aard van het doel en goede waarneming. Op groote afstanden wordt het bovendien moeilijk, omdat dan de waarneming van af den grond lastig wordt. De vernieling is nooit absoluut, altijd ontsnappen deelen van het be schoten doel aan de vernietiging. De infanterie moet daarom altijd verdacht zijn op verrassingen en mag nooit verwachten, dat de ar tillerie het pad geheel voor haar geetfend heeft. De contrebatterij heeft ook alleen uitwerking op den langen duur. Men moet haar veel munitie geven, of de beschieting nalaten. En het vuur is alleen mogelijk, als men over vliegtuigen beschikt. Deze moeten eerst de batterijen hebben vastgelegd en zich, vóór de beschieting begint, overtuigd hebben, dat de opstellingen nog bezet zijn. „C'est la encore une des raisons qui justifient la nécessité de doter la division d'une escadrille de commar,dement et de réglage." De verdediger kan er nooit aan denken ce artiherie van den aan- Cursiveering van ons. 539

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 89