De infanterie leed de ergste verliezen en toch werd dit v/apen het meest verwaarloosd. Het moest steeds zijn beste menschen afgeven aan de loopgraafmortierbatterijen, die weinig presteerden, aan de pioniertroepen, die nooit gebezigd werden voor het werk, waarvoor ze in vredestijd getraind waren, aan „show" wapens als vlammenwerpers, die geen practisch nut hadden. Vooral de storm troepen, detacheeringen, stafdiensten, e d. maakten het gehalte van de rest de kern van de bataljons steeds slechter. En daarmee daalde het moreel in gelijke mate. In 1918 verloren de Duitschers millioen man. De bataljons moesten van 4 op 3 compagnieën terug gebracht worden. 25 Divisies werden opgeheven en toch daalde het aantal geweren der Divisie van 6750 tot soms beneden de 1C00, in een geval tot 783. Op 21 Maart telde de compagnie 120 geweren op 10 November gemiddeld 50 man. De artillerie verloor een derde van zijn kanonnen. Op 15 Juli was de artillerie sterk 12500 veldkanonnen en 7860 zware stuk ken, einde October resp. 90L0 en 4500. United Service Magazine, Februari 1920. In een artikel „Naval Policy" ziet Commander H.J M Rundle de toe komstige ontwikkeleing der Britsche vloot onder de oogen. Het Britsche Rijk, zegt hij, is een samenvoeging van staten, waarvan de verbindingswegen zeewegen zijn. En de taak van de vloot is er voor te zorgen, dat die verbindingswegen open blijven gedurende den oorlog. Vóór den oorlog was de algemeene opinie waartoe ook Admiraal Mahan was gekomen dat oorlog trgen handelsschepen nooit een beslissenden invloed op de uitkoms'en van den strijd zou kunnen hebben. Ook Mahan had de macht van de duikboot over het hoofd gezien, een macht zoo groot, dat, indien de Duitschers even „rücksichtlos" duikbooten gebouwd hadden, als zij ze hebben gebruikt, Engeland den oorlog verloren zou hebben (zie de verklarin gen van den Admiraal Sims1) Schrijver waarschuwt hier het Britsche volk voortaan den vooruitgang in de techniek beter te volgen. Daar voor dient de Marinestaf. In de toekomst kan de handelsvloot aangevallen worden door strijdmiddelen op, onder en boven het water. Alleen strijdmiddelen boven het water, dus in de lucht, kunnen op alle andere tot een aan val overgaan. Deze middelen kunnen echter niet over eiken afstand en bij elke weersgesteldheid de handelsvloot begeleiden, wat duik booten wel kunnen. Men kan daarom nog niet geheel tot een lucht vloot overgaan en een zeevloot blijft voorloopig nog noodig. Wilde men vroeger alle middelen besteeden aan één groote vloot voor het geheele Rijk, schrijver erkent, dat behalve die vloot thans ook noodig zijn locale vloten als gevolg van de duikbooten. Deze locale verdediging moet antiduikbootmiddelen en mijnenvegers om vatten. Maar om die inwerking te kunnen brengen ze door andere schepen worden gesteund en beschermd. (1) Zie o.a. I. M. T„ 1920, blz. 53. 545

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 95