In stede van de militaire gevangenisstraf kent men thans de ge
vangenisstraf; de overwegingen van den Nederlandschen Wetgever
dienaangaande waren, dat het woord „militaire" behoorde te ver
dwijnen, daar het verschil met de gevangenisstraf van het gemeene
recht slechts in bijkomstige zaken te zoeken is. Is dit daar aan
leiding geweest om dus de militaire gevangenis te begraven, voor
h. t. 1. gelden andere overwegingen, immers kennen wij een militaire
strafgevangenis te Tjimahi en komt daar dus gelet op hare inrich
ting (Zie A. O. 1915 No. 1) deze militaire straf wel tot haar recht;
men zal die straf in de Indische Wetgeving wel dienen te behouden.
Ik kom thans tot de militaire detentie: in het ontwerp kwam deze
straf niet voor, eerst heeft de Commissie van Voorbereiding voor de
opnieuw opneming gepleit, doch de betrokken Ministers wilden er
niet van weten, doch in de Tweede Kamer is die straf er toch
tenslotte ingekomen. Er werden in de Volksvertegenwoordiging
verschillende motieven aangevoerd, die haar wenschelijk deden
maken, zoo allereerst: de overweging om den militair zoo lang mo
gelijk uit de gevangenis te houden, waar in de militaire kringen, die
zulke zware verplichtingen hebben ten aanziep van de verdediging
van het Vaderland, bijzondere begrippen over eergevoel moeten
heerschen. Zoo vonden anderen weer de hechtenis een weinig
doeltreffende straf voor militairen, waardoor de keus moet vallen
op een dusdanige, die wel afzondering te weeg brengt, doch niet
de gevolgen van gevangenisstraf na zich slepen kon, terwijl dan
meteen militaire oefeningen en tucht de opvoedende middelen
bij het ondergaan dier straf zijn.
De rol van de militaire detentie is feitelijk die van een vervan
gende hoofdstraf geworden, er is toch bepaald in artikel 11, dat
als ingevolge het Wetboek gevangenisstraf opgelegd kan worden,
de rechter bevoegd is om daarvoor de militaire detentie te stellen
met als maximum twee maanden.
Dit is een afwijking van het gemeene strafrecht, dat het Wetboek
van Militair Strafrecht anders volgt; het is de herleving van de
artikelen 53 en 54 van ons vigeerende Crimineel wetboek voor het
Krijgsvolk te Lande, waar toch de rechter bij aanneming van verzach
tende omstandigheden o.m. de militaire detentie kan opleggen. Een
novum is het dus allerminst; alleen spreekt men niet meer van
verzachtende omstandigheden, doch per slot van rekening zal de
rechter alleen, als hij bij zich zelf te rade gegaan is, of er omstan
digheden zijn en die kunnen dan ten slotte niets anders dan ver
zachtende omstandigheden zijn waardoor hij de gevangenisstraf
564