tot een uitsluitend bij een opleiding voorkomende kwaliteit, gelijk
de Regeering op voorstel van de Commissie voor de Invoering enz
voorgesteld heeft.
Het behoeft geen betoog, zoowel onwaardigheid als ongeschikt
heid moeten aangetoond worden, juist uit het door den onderofficier
of ander militair begane misdrijf. Men heeft getracht bij amende
ment de ongeschiktheid uit het artikel te verwijderen, doch dat is
niet gelukt, op grond van het feit, dat de bedoeling voorzat, dat
juist alleen kan worden opgelegd de verlaging, in geval uit het strafbare
feit die ongeschiktheid was gebleken.
Als bijkomende straf is voor het eerst opgenomen de plaatsing
in een strafklasde vraag luidt, of die voor Indië dan gehandhaafd
moet blijven. De Lezer weet, dat in de Jav Ct van 13 Mei 1919
de plaatsing bij een strafdetachtement bij wege van administratieven
maatregel niet meer mogelijk is voor de disciplinaire autoriteiten.
Het strafdetachtement zou dus eigenlijk niet meer bestaan, ware het
niet, dat in het meergenoemd S. 1890 No. 58 in artikel 5 B 3o de
plaatsing bij een strafdetachement als bijkomende straf door den
militairen rechter nog kan opgelegd worden. Er zijn alleszins termen
om aan den militairen rechter in den vervolge de bevoegdheid te
geven bij wege van bijkomende straf een militair in de tweede klas
van militaire discipline te plaatsen, als ten minste tevens bepaald
wordt, dat, als dan de gewone voorschriften ten aanzien van de
tweede klas van militaire discipline gehandhaafd blijven; van zelf
verdwijnen door de nieuwe bepalingen, die in de hoogergenoem-
de Javasche Courant aangegeven staan, de ongewenschte indivi
duen uit het Leger.
Kon door den militairen rechter volgens artikel 14 van S. 1890 No. 58
alleen plaatsing opgelegd worden bij veroordeeling tot militaire detentie
ter zake van eenig misdrijf tegen den dienst of de subordinatie of van
herhaalde desertie door een minder militair gepleegd en wel tot een
tijd van ten hoogste een jaar bij een strafdetachement, thans laat
artikel 18 van de Wet vervat in het N. S. 1903 No. Ill den rechter
volkomen de vrije hand en kan de plaatsing bevolen worden in een
strafklas als de rechter de onderwerping van den veroordeelden min
dere aan een strengere krijgstucht noodzakelijk acht, automatisch wordt
deze in een hooger klas zijnde tot de laagste klas teruggebracht.
Op grond van het zooeven besprokene lijkt het mij ongewenschtover
te nemen de bepaling van artikel 19, dat de rechter die plaatsing van
ten minste drie maanden en van ten hoogste twee jaar kan opleggen
er zal ten dien opzichte aansluiting gezocht dienen te worden bij de
556