antwoord op die vragen uitgesteld tot het tijdstip, waarop de door
den volkenbond te scheppen nieuwe militaire toestand volkomen
overzien zou kunnen worden. Dit uitstel kon nooit afstel worden:
immers, Art. 4 van de comptabiliteitswet bepaalt, dat de Gouver
neur-Generaal de begrooting overeenkomstig het gevoelen van
den Volksraad voorloopig vaststelt, zoodat op de ,,principieele
behandeling" mettertijd behandeling van de aan de uitvoering
verbonden uitgaven in den Volksraad volgen moest.
Nu spreekt het bovenstaande in verband met het besproken onder
deel der memorie van antwoord wel van zelf, maar toch ware het
bij uitstek practisch geweest, indien de memorie van antwoord
een en ander zeer duidelijk had doen uitkomen; de eerste indruk
van het stuk was dan hoogstwaarschijnlijk gunstiger geweest. Ook
was het jammer, dat de Regeering niet uiteenzette, welke teekenen
wijzen op een streven naar verhooging van de weerkracht ter zee,
terwijl het vasthouden van een jaarlijksch contingent in de eerste
tijden van ong. 2COO man een vreemden indruk maakte, omdat
jaarlijksch contingent en diensttijd te zamen de sterkte van een
dienstplichtleger bepalen, terwijl uit de memorie van antwoord
afgeleid kan worden, dat sterkte en samenstelling der te vormen
weermacht nog niet vaststaan.
Na betoogd te hebben, dat militaire dienstplicht een onafscheidelijk
onderdeel is van elk zelfstandig staatsorganisme, waartoe Ned.-Indië
zich geleidelijk ontwikkelt natuurlijk vooropgesteld, dat de interna
tionale omstandigheden een weermacht nog noodzakelijk maken
dat met het invoeren van den nieuwen grondslag van legervorming
niet gewacht kan worden, totdat de bevolking volledige staatkundige
rechten bezit, omdat de komende Indische staatsgemeenschap als
dan te laat in staat zou zijn haar rechten tegen aanranding van
buiten te handhaven, wijdt de memorie van antwoord eenige korte
beschouwingen aan het Zwitsersche stelsel van legervorming en aan
de daarmede samenhangende, bij het afdeelingsverslag gevoegde
nota van den Heer van Hinloopen Labberton, waarvan ik op blz.
751 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift het voornaamste deel
heb opgenomen. De Regeering sluit zich geheel aan bij hetgeen reeds
in het afdeelingsverslag tegen deze denkbeelden werd aangevoerd
en zij wijst tevens op de bijzondere omstandigheden, waarin Zwit
serland verkeert en waardoor het daar gevolgde stelsel van leger
vorming tot op zekere hoogte bevredigende uitkomsten geeft. In de
jaren 1906 en 1907 had ik het voorrecht het Zwitsersche leger van
nabij te leeren kennen en ik kwam toen tot het besluit, dat, niet-
617