„uit haat en vrees voor het proletariaat. De tweede geeft misschien „beter gelegenheid onze absoluut-vijandige houding tegenover het „militairisme uiteen te zetten". Zou nu de Heer Cramer werkelijk in ernst meenen. dat het Indi sche volk al rijp is voor zoo'n ideaal-volksleger? Misschien in de verwachting, dat zijn sociaal-democratische the orieën op de meerderheid van den Volksraad niet den gewenschten indruk zouden maken, wees de Heer Cramer op eenige bezwaren van anderen aard, welke ik echter later zal bespreken. Tot de vaste tegenstemmers tegen de oorlogsbegrootingen be- hooren met den Heer CRAMER de vertegenwoordigers der S(arikat I(slam), de Heeren TJOKROAMINOTO en Abdoel Moeis, en die der N(ationaal) I(ndische) P(artij), de Heeren Tjipto Mangoenkoesoe- mo en Teeuwen. Bij de stemming over de militaire bezoldigings- en pensioenvoorstellen op 12 Jan,, onmiddellijk voorafgaande aan de behandeling van het dienstplichtontwerp, scheen de eenstemmigheid in het anti-militaire kamp verbrokende Heer Cramer was de eenige, die tegen stemde en zich zelf dus gelijk bleef, al had hij, wellicht om tactische redenen, verhooging van de inkomsten der mindere militairen bepleit, de S I. leden bleken gedurende de stemming niet in de zaal te zijn, misschien ook wel om tactische redenen, en de Heeren Tjipto Mangoenkoesoemo en Teeuwen stemden voor. Later, bij de stemming, welke de beraadslagingen over het militie- ontwerp besloot, bleek de eenstemmigheid hersteld, al had misschien menigeen verwacht, dat het ontwerp koren op de molen der ultra nationalisten zou zijn. Anders dan de Heer Cramer, bleek de Heer Tjokroaminoto volstrekt geen tegenstander te zijn van weerbaarheid; hij erkende, „dat weerbaarheid een eisch is in dezen tijd, waarin geslaagde roofmoord, indien slechts door volk tegen volk gepleegd, grooter eere geeft dan rampspoedige verdediging." Natuurlijk zoekt hij die weer baarheid op een andere wijze te bereiken dan de Reg. voorstelt: geen „miiitairistisch leger, dat slechts een werktuig vermag te zijn van imperialisme en diens meester kapitalisme", maar „een welbewuste weerbaarheid van het volk zelf, karrpoeng voor kampoeng, desa voor desa," klaarblijkelijk toepassingen van de door den Heer Cramer aangehaalde theorieën van Henriette Roland Holst. Hij verlangt „bevordering van athletiek en wapenhandel bij alle jongelieden en mannen van het land, iedere groep in eigen kring georganiseerd onder leiding van eigen gekozen voormannen, alleen voor het tech nisch onderricht gebruik makende van opgeleide krachten." Dat de 625

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 71