Evenals de Heer Tjokroaminoto hield de Heer Tjipto Mangoen- KOESOEMO een philippica over de zonden van ons vroeger bestuur en over vermeende en werkelijke grieven uit den tegenwoordigen tijd, zij 't dan ook met minder bombast en groote woorden. Volgens hem was de dienstplicht voor het Javaansche volk alleen dan aannemelijk, wanneer het te vormen leger zou dienen uitslui tend tot bescherming van de belangen van het volk tegen vreemd geweld, w.o. dan in dit geval heel welwillend niet te verstaan het bestaande Nederlandsche gezag. Hij stelde derhalve de vraag, of dat leger ook zou moeten dienen, wanneer de openbare erdeen rust op Java verstoord worden; van verandering van vlag in deze ge westen verwachtte hij geen nadeelen voor de bevolking, maar in dit opzicht wilde hij neutraal blijven. Ten slotte wenschte hij te weten, geheel in overeenstemming met zijn bij het afdeelingsverslag gevoeg de nota, binnen hoeveel jaar de Reg. de "manbaarheid" van het Indische volk tegemoet ziet, d.w.z. toekenning van zelfbestuur en volledige staatkundige rechten. Het behoeft nauwelijks vermelding, dat hij hierbij den Heer Cramer aan zijn zijde had. De andere vertegenwoordiger der N.I.P., de Heer Teeuwen, be trachtte een ongewone kortheid, waartoe trouwens wegens de rede van zijn partijgenoot alle aanleiding bestond. Na met den Heer VAN der Jagt een appeltje geschild te hebben, dat eigenlijk weinig of niets te maken had met het onderwerp, dat aan de orde was, en een kleine kibbelpartij met den Heer Bergmeijer, vroeg hij, hoe het doel, dat zijn partij steeds nastreeft, n.l, het behoud der kolonie voor het bestaande vreemde gezag zoo spoedig mogelijk te doen eindi gen, te rijmen was met het doel, dat met het militievoorstel beoogd wordt, n.l. het behoud der kolonie, natuurlijk voor Nederland, zoo lang mogelijk te doen voortduren en voorkomen, dat een andere, vreemde overweldiger het land binnendringt Alleen een „volwaardig" parlement zou hierin uitkomst kunnen geven. Een voorval op den 12den Jan. t.v. had den spreker met groote onrust vervuld. De militaire bezoldigings- en pensioenvoorstellen waren toen aan de orde en dank zij de krachtige bestrijding van den Re- geeringsgemachtigde was verworpen het onderdeel eener motie van den Heer Teeuwen, dat de strekking had de verplichte kennis van het Nederlandsch voor inheemsche sergeants 1ste kl. te doen vervallen. Hoewel de Regeeringsgemachtigde toen uitdrukkelijk be toogd had, dat in het tegenwoordig bestaande leger de wensch van den Heer Teeuwen onuitvoerbaar was, doch dat in een militiele- leger de zaak geheel anders te staan komt, zag de Heer Teeuwen 627

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 73