nooit begrepen, waarom zooveel tegen dat artikel aan te voeren was;
ja, wie zich volgezogen heeft met het hooger geciteerde artikel I der
gemeene strafwet, zal zich natuurlijk vol afschuw afwenden van
een dergelijk artikel, dat naar de Inkwisitie riekt, doch in gemoede,
wat heeft de moderne Strafwetgever niet ondervonden van den
uitleg zijner geesteskinderen.
Ik noem bijv. eens: het vraagstuk der heling in Nederland, de
kwestie der Huurcommissiewetgeving; dan vraag ik mij, of men nu
nooit op het denkbeeld is gekomen om door doelmatige voorschriften
den rechter in de gelegenheid te stellen het wezen der Wet toe pas
sen, in stede van in de armen van het formalisme gedreven te worden.
Het nut van artikel 17 C.W. valt niet te ontkennen; bij desertie bijv.
is de toepassing er van onontbeerlijk in verband met de niet in de
wet gegeven gevalleneerste desertie in tijd van vrede door een soldaat
gevolgd door melding na vier weken, zal men te vergeefs in de Wet
vinden, doch wel de desertie gevolgd door arrestatie; men brengt
het eerste nu met behulp van het onderwerpelijke artikel onder het
laatste; hetzelfde is het geval bij tweede desertie; zoo heeft men den
diefstal in de chambree uitgebreid, omdat de geest van de wet niet
alleen zich bepaalde tot „het slaapkwartier, de chambree of de stal
lingen". Zoo wordt op grond van dat artikel degene, die Gouverne-
menstgoed, dat hij bruikleen heeft ontvangen, wegwerpt bijv. onder
artikel 193 C.W. gebracht.
Dat er een kentering komt in de verguising van artikel 17C.W.,
blijkt uit het opstel van J. H. Heslinga: De waarde van het be=
ginsel uitgedrukt in artikel 17 van het Crimineel Wetboek voor het
Krijgsvolk te Lande contra Mr. NORD Thomson 1); den belang
stellenden lezer verwijs ik naar gezegde verhandelingen.
De artikelen 4 en 5 van het Wetboek van Militair Strafrecht be
handelen nu den omvang van de werking der strafwet naar de plaats:
de Nederlandsch strafwet is behalve in de gevallen in het Wetboek
van Strafrecht omschreven toepasselijk op den militair: 1° die, ter
wijl hij zich in dienstbetrekking buiten het Rijk in Europa bevindt,
zich aldaar aan eenig strafbaar feit schuldig maakt; 2° die, terwijl
hij zich buiten dienstbetrekking buiten het Rijk in Europa bevindt,
zich aldaar schuldig maakt aan een der misdrijven, omschreven in
dit Wetboek of aan eenig met zijn betrekking tot de zee-of land
macht in verband staand ambtsmisdrijf, aan eenige zoodanige ambts
overtreding, of aan eenig strafbaar feit begaan onder een der in
artikel 44 [52] van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandig-
1) Militair Rechtelijk Tijdschrift, deel XV, blz. 353 en 454.
561