wat hoog aanslaan: wat vermag zelfs een superdreadnought tegen oproerige bewegingen in het binnenland? Ook om andere redenen moet deze uiting van wantrouwen niet al te tragisch worden op gevat: het Soer. Hdbl., dat als een voornaam, zoo niet het voor naamste orgaan der z.g. reactionnairen geldt, heeft meermalen voor een sterke vloot en tegen de Inl. militie geijverd (1) en nu kan ik mij voorstellen, dat hieruit wordt opgemaakt, dat die reactionnairen om redenen van eigen belang het behoud van Indië door een sterke vloot wilien verzekeren, dat zij wel beseffen, dat de instelling der militie een middel is tot opheffing van het volk, waarvan zij, d.w.z. die reactionnairen, natuurlijk niets moeten hebben. Aldus de Heer Dwidjosewojo, die echter zonder twijfel te ver gaat, wanneer hij in een sterke vloot ziet een machtsmiddel voor Nederland om zijn overwicht op de inheemsche bevolking steeds te doen gelden. De Heer Dwidjosewojo merkte nog op, dat van de lieve bond- genooten der politieke concentratie (2) de socialisten in dezen met de reactionnairen meegingen niet alleen, maar bovendien een deel der leiders der Inl. bevolking onder hun invloed hadden weten te krijgen, zoodat dezen de voorstanders der Inl. militie bij de groote Inl. volksmassa verdacht maakten. Hij aarzelde niet hierbij te spreken van kwade trouw en van redenen, die niet zuiver waren. Het standpunt, dat B. O. blijkens de rede van haar vertegen woordiger tegenover het ontwerp inneemt, wekte de ergernis op van den Heer Abdoel Moeis, die eenigen tijd later het woord voerde. Deze vertegenwoordiger van een andere groep der politieke concentratie verwerkte in de gebruikelijke philippica tegen ons bestuursbeleid een andere tegen B. O., die den Volksraad durfde te beschouwen „als iets, dat op een volksvertegenwoordiging gelijkt." In aansluiting hiermede viel de Heer Moeis den Heer Kamil aan wegens diens aanbeveling van het militieontwerp. De Heer Kamil, die volstrekt niet blind is voor de fouten en tekortkomingen van zijn volk en ze ook bij deze gelegenheid met lofwaardige openhartigheid blootlegde, was de eeiste spreker over het aanhangig zijnde ontwerp geweest. In een korte en zakelijke rede had hij in het licht gesteld, dat van dien plicht een groote opvoedende kracht voor zijn landgenooten zal uitgaan. (1) De Heer Boon ijverde reeds lang, voordat hij in de redactie van het Soer. Hdbl. opgenomen werd, voor een sterke vloot (zie l.K.V. 1907). (2) De radicale concentratie ontstond in Nov. 1918 uit aansluiting van B. O., N I. P., S. 1. en 1. S. D. P, Den 25sten Dec. 1919 kwam in haar plaats de politieke concentratie, waarbij B. O, zich op haar congres van 10 Mei j. 1., zij 't met een belangrijk voorbehoud, aangesloten heeft. 634

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 80