„Economisch zal de Inlander, volgens mijn persoonlijke opinie, „door de invoering van de militie vooruit kunnen gaan. Want, als „hij na 't dienen in zijn omgeving weer is teruggekeerd, zal hij „weten alles aan te pakken en door te zetten. Gewend aan orde „en tucht en nauwgezette plichtsbetrachting, zal hij welen, dat hij „gedane beloften moet nakomen en aan verplichtingen, die hij op „zich heeft genomen, stipt moet voldoen. Met hem zullen in de „toekomst zaken te doen zijn. De handelaar en de industrieel zullen „bereid bevonden worden relaties met hem aan te knoopen. Regee- „ringsmaatregelen, crediet- en afdeelingsbanken zullen meer nut „stichten dan ze thans doen." Tot dusverre is in deze richting nog niet vee! bereikt. „Ondanks „den moeizamen, degelijken arbeid, dien de leiders zich hebben „getroost en nog getroosten, is bij de breede massa der bevolking „nog weinig vooruitgang te bespeuren in stof fel ij ken (1) zin „wel te verstaan, tenzij men let op de meest weelderige wijze, „waarop vele Inlanders zich thans kleeden". Deze voor vele volksleiders niet aangename vergelijking was al erg genoeg, maar nog erger maakte de Heer Kamil het, toen hij wees op den voor Indië zegenrijken invloed van het Nederlandsche gezag en zijn tegenwoordige vooruitstrevende politiek en hij zijn rede als volgt besloot: „Mijnheer de voorzitter! Ik voel mij veilig onder het Nederlandsche „gezag en zeker ook vele millioenen met mij. Ik heb mijn opkomst, ,,ja alles aan de Regeering te danken. Ik geef hier gaarne uiting aan „mijn dankbaarheid jegens haar door den hartgrondigen wensch uit „te spreken, dat het Nederlandsch gezag steeds in sterkte en glans „zal toenemen en in staat zijn tegen elke aanranding van buiten het „hoofd te bieden met behulp van een Inlandsche militie en de ge- „heele bevolking en dat het zich in het schoone Insu- „linde tot in lengte van dagen krachtig, zal weten „te handhaven". (1) Een en ander bracht den Heer Abdoel Moeis heelemaal uit zijn humeur, maar tot een zakelijke weerleging van de rede van den Heer Kamil kwam hij niet. Zooals uit mijn bespreking van den Heer Dwidjosewojo al ge bleken is, wenschte ook deze en met hem B.O. geen verandering 1) Gespatieerd in de Handelingen. 635

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 81