grijpen, bovendien scherpzinnig genoeg zijn om de beteekenis van een regeerengsvoorstel voor het algemeen welzijn op de juiste waarde te schatten, zoodat zij ten volle bevoegd zijn de noodige voorlichting ter zake te geven. De Volksraad telt tal van zulke mannen onder zijn leden en de Heer Djajadiningrat is zonder twijfel niet de minste onder hen en daarom verwondert het mij, dat juist hij die besprekingen wilde afwachten, alvorens een oordeel uit te spreken. Verder klaagde de Heer Djajadiningrat erover, dat de Reg. zich zoo vaag over de aanwending der dienstplichtigen uitliet. Deze klacht lijkt mij niet geheel gegrond: Art. 2 (4) van het dienstplicht besluit zegt duidelijk, dat de dienstplichttroepen niet zullen deel nemen aan militaire expeditiën. Het is waar, dat de memorie van antwoord zegt, dat „de beslissing omtrent de aanwending van de „dienstplichtigen en omtrent de sterkte van de te vormen weermacht zal kunnen worden genomen, nadat de militaire „toestand van de nieuwe periode kan worden overzien," maar de Reg. doeit hier, zooals duidelijk blijkt uit de paragraaf, waar de. aangehaalde woorden voorkomen, op den invloed van den volken bond op de organisatie van ons krijgswezen. Men kan er de Reg. toch waarlijk geen verwijt van maken, dat zij eerst eenig denkbeeld wil hebben van de werking van den volkenbond, van de verplich tingen, welke aansluiting aan dien bond aan Indië zal opleggen; deed zij dit niet, dan zou men haar terecht voorbarigheid verwijten. Hoe het ook zij, het staat vast, dat de Reg. de Inl. dienstplicht troepen niet gebruiken wil tegen den Inl. vijand. Dat de Reg. zich niet over vorm en inrichting der militie zou hebben uitgesproken, zooals de Heer Djajadiningrat zegt, kan ik evenmin toegevenhet voorontwerp voor het dienstplichtbesluit geeft in dit opzicht werkelijk niet te weinig. Wat betreft het toekennen van zekere staatkundige rechten aan de bevolking tegenover het opleggen van den dienstplicht, voer de Heer Djajadiningrat in hetzelfde schuitje als de Heeren Cramer, Tjokroaminoto, Moeis, Tjipto Mangoenkoesoemo en Teeuwen; alleen verlangde hij niet toekenning van „volledige" staatkundige rechten, doch wenschte hij omvang en hoedanigheid der toe te kennen rechten nader te zien onderzocht. De spreker kwam tot de conclusie geen oordeel over hel ontwerp uit te spreken, alvorens volledige inlichtingen betreffende de vier door hem genoemde aangelegenheden beschikbaar zijn. Voor het onderzoek, dat tot het verkrijgen van de gewenschte gegevens 639

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 85