noodig is, zou de Reg. de commissie kunnen aanwijzen, die blijkens de memorie van toelichting mettertijd haar zou voorlichten voorde oplossing van de vele vraagstukken, ten aanzien van belangen, gewoonten en opvattingen, welke zich bij de invoering van den dienstplicht kunnen voordoen. De Heer Westenenk kwam er rond voor uit zijn stem niet te kunnen geven aan het voorontwerp, omdat hij de voorbereiding niet voldoende acht; dit blijkt uit hetgeen ik hieronder uit zijn rede volgen laat: „Ik kan het mij zeer goed indenken, dat militie billijk en goed „werkend kan zijn, en dat, mits op haar tijd behoorlijk voorbereid, het „groote doel, dat der Reg, voor oogen staat, inderdaad ermede „kan worden bereikt. „Doch in den laatsten tijd zoude men wel eens wenschen, dat „door verscheidenen bij de beoordeeling van verwachte, zegenrijke „gevolgen van nieuwe gedachten, de nuchtere werkelijkheid meer van „alle kanten werd bezien, en niet te vlug, de zevenmijlslaarzen aan „de beenen, op stap gegaan „En nimmer met schokken, waarvan het onvoorbereid invoeren „van dezen algemeenen dienstplicht (1) voor de buitengewesten „een voorbeeld zoude zijn." Het bezwaar van den spreker, gemis van voorbereiding, illustreert hij door eenige beschouwingen over toestanden en rechtsopvattingen in de Maleische landen van Sumatra, beschouwingen, die niet on belangrijk, maar ook niet geheel,onbekend zijn en bovendien van geen toepassing op Java, waar de Reg. de Inl. militie het eerst invoeren wil, terwijl invoering op de buitengewesten later zal volgen, zooals 3 van de memorie van toelichting zeer duidelijk zegt. En nu komt het mij wel wat erg gezocht voor de invoering van den een of an deren maatregel op Java tegen te werken, omdat de invoering van denzelfden maatregel op een geheel ander eiland, n.l. Sumatra, waar van voorloopig geen sprake is, niet voorbereid zou zijn. De Heer Kan zou, zooals boven reeds vermeld is, niet gaarne een andere dan de Nederlandsche vlag over deze gewesten zien waaien, doch achtte voor handhaving van die vlag geen verster king der weermiddelen noodig; bij meende, dat de onderlinge naijver der groote mogendheden een betere waarborg levert. Dit is meer beweerd, o.a. bij deze gelegenheid door den Heer Cramer, maar het is m.i. de vraag, of deze waarborg wel zoo zeker is, als (1 Er is geen sprake van algemeenen dienstplicht: aanvankelijk worden, slechts 2000 man per jaarlijksche lichting opgeroepen. 640

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 86