heden (artikel 4). Voorts is de Nederlandsche strafwet van toepas sing op een ieder, die zich in tijd van oorlog, buiten het rijk in Eu ropa schuldig maakt aan een strafbaar feit, waarvan onder die om standigheden de kennisneming aan den militairen rechter behoort (artikel 5}. Gelet op de Grondwet zal artikel 4, sub 1° wel meestal van toepas sing zijn op de Nederlandsche Marine, doch het kan zijn, dat iemand bijv. een artillerie-officier belast is met het toezicht van den aanmaak van geschut in het buitenland, dan is de dienstbetrekking daar en valt hij dus onder dit Wetboek, als hij zich schuldig maakt aan eenig strafbaar feit, waaronder dus niet alleen misdrijf, doch ook over treding dient verstaan te worden. Is nu inmenging van den vreemden rechter ter plaatse uitgesloten Men zou denken van wel, doch men moet hiertoe de vreemde strafwet opslaan en wel over den omvang van de werking van de strafwet, daaruit zal een en ander blijken; maakt de vreemde rechter bij gegeven bevoegdheid daarvan gebruik dan is een'.vervolging op grond van artikel £8 lid 2 [76] ter zake door den Nederlandschen rechter onmogelijk in de daar gegeven gevallen. In tegenstelling met het sub lo aangegevene, is de militair, die zieh buiten dienstbetrekking in den vreemde bevindt onderworpen aan de gewone regelen, te vinden in den eersten titel van Boek van het Wetboek van Strafrecht; doch die omstandigheden veranderen, zoo gauw hij zich schuldig gaat maken aan eenig misdrijf in verband staande juist met zijn kwaliteit van Nederlandsch militair, bijv. feite lijkheden van minderen tegen meerderen in den vreemde of an dere zuiver militaire dan wel gemengde delicten, waarbij specifiek Nederlandsche belangen geschaad worden, want dat zit voor bij de vaststelling dezer bepaling. Dat dit artikel in verband staat met het artikel 7 [8] Wetboek van Strafrecht, zal na lezing daarvan be grijpelijk zijn en zal men de uitbreiding er van voelen. Ten aanzien van artikel 5 verwijs ik naar hetgeen ik op blz. 229 te voren opgemerkt heb. Komen wij thans terug tot de bespreking van de strafwet met betrekking tot den tijd; in den IXen titel van de Invoeringswet mi litair straf- en tuchtrecht vinden wij toch het volgende vermeld: ter bepaling van de bevoegdheid van den rechter wordt uitsluitend de wetgeving toegepast in werking op het tijdstip, waarop het feit begaan is. Ter bepaling van de wijze van rechtspleging bij den militairen rechter wordt uitsluitend de wetgeving toegepast, in wer king op het tijdstip, waarop de verwijzing naar den militairen rech ter plaats heeft. Indien de strafbepalingen der nieuwe wetgeving, 562

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 8